Volkssport nummer één
DROOM ZEEUWS TOUR COMITÉ
Wedstrijden zijn er genoeg. Wielrennen is, zeker in België, dan volkssport
nummer een. Ieder dorp en iedere stad heeft minimaal eenmaal per jaar een
plaatselijke wedstrijd. De opkomst van het publiek is daarbij massaal. Het
bezoeken van deze evenementen is voor het volk een van de weinige verzet
jes naast de plicht van werk en kerk. Rond 1935 bestaan er in België veel
wielerpistes, velodrooms. Anders dan bij de wegwedstrijden kan het publiek
hier de strijd van begin tot eind volgen. Dat betalende publiek wordt ver
wend. Nergens ter wereld zijn er verhoudingsgewijs zoveel wielrenners als
in België. De renners worden naar de pistewedstrijden gelokt met flinke
startgelden. En: hoe meer wielerbanen, hoe hoger de startgelden.
kleine jongens reden wij met de kermiskoers achter die wedstrijden aan op
onze gewone velo. Ik was twaalf jaar en dan komt er een persoon naar me
toe die zegt: "Manneke gij moet gaan koersen, gij gaat wereldkampioen
worden. Als ge dit kunt met nen gewonen velo". Nondedju, die vent heeft
't recht gehad eeh!'
In 1931 begint Theo als nieuweling aan zijn lange fietscarrière. 'Tijd om te
trainen had ik nie. Ik moest leuren of mollen vangen. Philippine, Kieldrecht,
Meerdonk, De Grauw, ik won ze hier als amateur allemaal. Ik heb ze alle
maal een ronde ingereden, ik gaf ze allemaal op zudder klote. Maar ik had
niks van fietsen.'
Waarmee d'n Fiel gezegd wil hebben dat hij totaal onervaren en ongetraind
was. Hij was natuurtalent. Zijn training bestond uit zijn dagelijkse werk; door
weer en wind beulen door het Vlaamse land met een fiets beladen met haring.