Af'.r '.v.:
R O O
u w
OUR
OMIT
De weg over de top van de Calibier, 2645 meter hoog, gaat door de sneeuw.
De beklimming is erg steil. We zullen niet weten hoe de renners hebben
afgezien. Verslaggevers gingen niet mee naar boven, die wachtten aan de
finish om de sappige verhalen uit de mond van de renners zelf te kunnen
optekenen.
'Ik reed met een gewone koersfiets, geen versnellingen. Dat was pas in 1938
toegestaan. We hadden wel een achterwiel met aan weerszijden een tand
wiel. Ging je klimmen, en wilde je dan een kleiner verzet, dan moest je je
wiel omdraaien. Geen verzorger, geen mecanicien. Ik had twee reservetuben;
een op mijn rug en een onder mijn zadel. Voorop twee bussen drinken. Ik
klom mee zolang ik kon. Het was iets te hard voor mijn tempo.' Gaandeweg
de beklimming loopt hij een achterstand van 400 meter op.
"Ik bleef op die afstand achter de leiders aan rijden. Tijdens de afdaling heb
ik ze ingehaald. Ik weet niet hoe ik het kon. Maar niemand kon beter sturen
dan ik. Het pad was onverhard. Het was aangestampte aarde met grint erop.
Daarover ga je met zestig tot zeventig kilometer per uur naar beneden. Als je
viel wasje gestript, van onder tot boven. Alles rauw vlees.' In Grenoble gaat
hij als eerste over de streep. Hij is daarmee de eerste Nederlander die een rit
in de Tour wint. En wat voor een!
In Nederland maken alle kranten er voorpaginanieuws van. Het Polygoon
journaal brengt die week het nieuws in de bioscoop aan de hand van film
beelden van deze legendarische rit.
'Ik was in alles goed, klimmen en dalen, ik ben ermee geboren, je kunt het niet
leren, klimmen kun je niet leren, dat zit in die luchte puupkes jongen.' Fiel
wijst op zijn nog immer pezige benen. Hij is een natuurtalent. Hij beschikt
over een buitengewoon soepel lichaam. Op zijn negentigste is hij nog in
staat om staand, met gestrekte benen, zijn handen plat op de grond te plaatsen.
126