Met Koos in Nijmegen
er in Nijmegen als lid
ran het driemanschap
pf Roodkapje maakte,
et links Theo van der
en en in het midden
is van Zomeren (1968).
Het land van leed en kerels
Toen ik in de jaren daarna tientallen landarbeiders en vissers in het del
tagebied interviewde over hun leven, ontdekte ik opnieuw dat ook
zij vaak andere, oneindig gevarieerdere herinneringen aan de ramp had
den dan de verhalen in de gedenkboeken. Het bevestigde mijn gevoel
dat de geschiedschrijving van de watersnood tot dan toe onvolledig,
want nogal eenzijdig was geweest. Zo was de belangrijke rol die
'gewone mensen' op veel plaatsen speelden nooit verteld. Over de
chaos en het plichtsverzuim bij alarmering en redding werd zelden
iets geschreven.
De voor de hand liggende vraag hoe het mogelijk was dat de gevolgen
van het hoge water zó rampzalig waren, kwam niet aan de orde.
Tot in het parlement toe werd na de ramp gezegd, dat het nü geen tijd
was voor het stellen van schuldvragen. Dat diende 'op een passend
moment' aan de orde te komen. Een moment dat nooit kwam.
In dit boek komen niet uitsluitend ooggetuigen aan het woord, er zijn
ook veel gegevens uit de archieven in verwerkt. Maar het verhaal wordt
toch grotendeels verteld door de ruim tweehonderd mensen die het zelf
meemaakten; mensen die in die stormachtige februarinacht
verrast werden door het water; mensen die de chaos en de onmacht
bij de reddingspogingen meebeleefden, die de onbaatzuchtigheid of
het egoïsme van doipsgenoten ondervonden, die deel hadden aan de
wilde weken na de ramp, die zwoegden aan de dijken of weigerden te
evacueren, mensen ook wie de uren van doodsangst en gelatenheid
voorgoed in het geheugen is gegrift en die het verdriet om het verlies
van dierbaren nooit zijn kwijtgeraakt.
Uit: De Ramp, een reconstructie (1992, 2003) - fragment voorwoord.
Een zonnige dag in april. In het café van een Goese
Boekhandel. Hij is er kind aan huis, heeft een paar
boeken uitgegeven bij De Koperen Tuin. Om tien
uur zit hij al te wachten, koffie en kranten. Na wat
omtrekkende bewegingen komen we op zijn jaren
in Nijmegen, na de verhuizing uit Maastricht. Het
is 1968. de editieredactie van Het Vrije Volk te
Nijmegen bestaat uit wat hij steevast een chefje
noemt en een beginnende journalist. Dat is Koos
van Zomeren. Koos en Kees worden maatjes, zijn
onafscheidelijke vrienden. Van Zomeren heeft al