LUISTEREND
OOR
KEES
SLAGER
mimgte tty
'Voor dat landarbeidersboek moest ik natuurlijk verder gaan dan Tholen en
de NW-bondsleden die ik zo goed kende omdat die jarenlang bij mijn vader
kwamen met hun vakantiebonnen. Daarom moest ik ook Brabant in, en de
katholieke en protestants-christelijke landarbeiders benaderen.
De landarbeiders hadden zich in zekere zin wel verzoend met hun lot, toch
heb ik naar verhouding vee! mensen gesproken die over hun werk hadden
nagedacht. Sommigen hadden zich wel degelijk verzet, hadden gestaakt zelfs,
zoals uit mijn boek blijkt. Ook wanneer ze zich niet hadden verzet, waren
het wel mooie verhalen. Op hoge leeftijd was de behandeling die ze hadden
ondervonden nog in hun geheugen gegrift. Niet zo zeer dat ze hard hadden
moeten werken, want op zichzelf is er niets tegen hard werken, maar hun
behandeling als mens. Dat ze als ouwe mensen nog zeggen: "dat we dat
gepikt hebben
'Mij blijft altijd bij het verhaat van een boerenknecht, iemand van de chris
telijke bond op het platteland. Ik vertel dat verhaal nog wel als ik weer eens
een lezing voor de plattelandsvrouwen of zo houd. De knecht en de meid
zaten vroeger vaak in de keuken te eten en bij bezoek kregen ze geen hand.
Op een dag ging de dochter van de boer op reis, ze ging een weekje weg
en er werd een gerijtje ingespannen, zo 'n koetsje. Ze neemt van iedereen
afscheid en ze geeft ook die knecht een hand. Toen trok ze terug en zei:
"Nu geef ik Toon toch ook een hand". Kijk, dat is het: er zijn twee soorten
mensen. Die vernedering - dat wist die man nog op zijn tachtigste. Dat heeft
mij gepakt.
Toen na de ramp hier op Duiveland de gaten gedicht moesten worden
in de dijken, heb ik daar geen boer zien werken. Ja, een paar kleine
boertjes, maar van die grote heb ik er in Ouwerkerk niet één gezien',
zegt landarbeider Arie Boogerd. 'Het was hün grond die onder water
stond, maar wij hebben de zaak weer droog moeten helpen maken'.
Uit: De Ramp, een reconstructie (1992. 2003) - fragment blz. 429.
'Ja. ik ben in de oral history gerold, onbewust de pionier geworden. Die
Nijmeegse uitgever heeft het bij vier deeltjes gelaten, maar ik ben wel erg
blij dat dankzij mijn landarbeidersboek, dat goed liep, hij in staat is geweest
om de parlementaire enquête over de kinderarbeid van 1887 opnieuw uit te
geven. Ik heb van die uitgever veel geleerd, editen, redigeren, foto 's plaatsen,
ik had natuurlijk nog nooit een boek gemaakt.
De bezwaren tegen oral history ken ik, ik weet de betrekkelijkheid van die
methode, maar ik ken ook de betrekkelijkheid van geschreven bronnen. Het
gaat mij om de verhalen van mensen. Als je zoveel mensen interviewt en