Habay-la-Neuve. Hemelsbreed zo'n vijftien kilometer van Arlon, Aarlen, pour les Flamands. L'lnstitut. Tegenwoordig zou je zeggen: een internationale school. Maar ook de campagne, de uithof. Speelruimte, letterlijk en figuurlijk. Chateau Du Pont d'Oye, het kasteel van de baron Nothomb, verscholen in 60 hectare wandelbos. De oude mevrouw, oma van schrijfster Amélie Nothomb, zit niet meer voor het raam want vroeger is voorbij. Nu zit hij in die grote kamer waar zij altijd zat, want het kasteel werd hotel met een restaurant van klasse. De tour de nostalgie wordt dus aanzienlijk veraangenaamd. 'Ik wil er altijd nog eens een paar dingen over opschrijven en dan denk ik: ik ga nog maar eens. Een zoektocht naar het verleden om te kijken of er nog iets van te redden valt. Het is natuurlijk toch een deel van je bestaan. Dat Pays de Gaume, een mooi hartje in de prachtige groene Ardennen, is een wonderlijk land. Ik ken er veel weggetjes en duivelsbruggetjes en riviertjes. Die ging ik, als Hollander, natuurlijk meteen afdammen met een stel van die jongens.' 'Toen ik binnenkwam op kostschool, als klein mannetje van twaalf, had ik onmid dellijk een bijnaam: De Lombokker. Wij lééfden in Zeeland natuurlijk helemaal op het strand daar bij de Noordnol - aan de zeekant zeggen ze hier, want de Wester- schelde wordt al gauw een zee genoemd - en met mijn, laat ik zeggen, snelle pig mentwerking zag ik er altijd uit alsof ik uit een of andere verre kolonie kwam. M'n haar was natuurlijk ook nog gitzwart in die tijd. Merkwaardige details onthoud je soms. Zo herinner ik me dat er drie jongens uit Borneo werden voorgesteld en die waren werkelijk zo zwart als roet; ze hoorden bij de stam van de Dajaks. En daar had je van geleerd dat dat koppensnellers waren, dus iedereen liep toch altijd even voor de zekerheid aan z'n hoofd te voelen als je die jongens was gepasseerd. En wat vond ik nou het interessantste, ik moet er maar eens om lachen als ik eraan terugdenk: dat ze witte sokken droegen - alledrie.'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 121