'Ik voelde mij buitengewoon senang daar. Het was zo een volledig andere wereld. Er waren er wel die heel erg naar huis verlangden. In het eerste jaar zaten 180 jon gens, in het tweede jaar waren er van die groep nog 70 over. Ik wil maar even iets zeggen. Die sneuvelden dus eigenlijk in de afstand, in het vrij rigide systeem dat er was. Ik heb nooit heimwee gehad. Nu kan ik vrij goed alleen zijn en ook dingen voor mezelf verwerken. Zo van: laat maar doen, dat regel ik zelf wel. In katholieke kringen was het vroeger bovendien vrij gewoon om de humaniora te volgen aan een internaat. Ik ben ook niet gedwongen, daar is nooit een seconde sprake van geweest. Ik vond het wel goed.' 'Het heeft me natuurlijk gevormd, dat wel, en het is voor een belangrijk deel bepalend geweest voor latere keuzes. Omdat je met die specifieke achtergrond toch naar de dingen gaat kijken. Ik wil niet zeggen dat die hoger of lager, interes santer of minder interessant is, maar je kreeg er in elk geval andersoortige lessen dan waar het normale gymnasiumprogramma op de streekschool in voorzag. De geschiedenis van de godsdiensten, kunstgeschiedenis... dat vind ik toch wel van belang. Want ik heb het idee dat dat soort zaken, die wat meer op geestelijk vlak liggen, een beetje in ziekelijk verval aan het raken zijn zo links en rechts. Dus wat dat betreft hou je je leven lang een voorsprong.' 'Onze pater prefect had de grootste particuliere verzameling Rouault. Mocht-ie niet hebben want onthechting zou zijn deel geweest moeten zijn, maar door om standigheden had hij die schilderijen - die man was buitengewoon geïnteresseerd daarin. En die troonde je mee, niet eens klassikaal, je werd er uitgepikt als hij dacht datje er belangstelling voor had. Er was een programma van huisconcerten, bij zonder goed. In het Maison de la Culture in Namen heb ik voor het eerst van m'n leven een tentoonstelling gezien, ik denk dat ik de folder er nog van heb na zoveel jaren. Dat was-tegenwoordig zouden ze modisch zeggen-een eyeopener. Want je werd op een spoor gezet, er ging echt een wereld open. Plus de verplichting die je had om volledig in dat type opvoeding mee te draaien. Je was hele dagen tot elkaar veroordeeld en je stond altijd tot de beschikking van het opvoedkundig apparaat. Dat liep uiteen van de hockeywedstrijd - of je nou wilde of niet, daar deed je dus gewoon aan mee - tot en met Shakespeare in het Engels spelen. Dan werd tussen de oude gebouwen met die steunberen Hamlet opgevoerd, ik noem maar eens iets. Ik heb zelfs nog meegespeeld in Une fille pour du vent van André Obey. Vorige week kwam ik in een Frans boek plotseling die naam weer tegen. Die is iedereen als schrijver toch ook vergeten?'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 122