De Hoge Ardennen
Het was zwakke avondmuziek
maar de knaap die het speelde,
aan de hand van Sodoma
een Sebastiaantje op de groei.
Bij het raam hervond hij
onder het wankelen van de klanken
wat verwaaid, verweerd, verdaan leek:
de blauwfluwelen jongen
een eeuwigheid geleden,
tussen bergkastelen
met bronzen herten
en krakende salons,
de schallende lach
van de jongste boswachter
in zijn fonkelnieuwe jeep,
verder hoger sneller
naar vergeten.
Het was zwakke avondmuziek
die stokte, afbrak met een lach
toen hij zijn pijlen schoot,
onverzoenlijk, schennend.