'Eigenlijk ben ik wel een beetje een jongen uit de polder gebleven, ondanks al die strapatsen. Een jongen van hier, absoluut. Die uitdrukking bevalt me wel. Die mint de Schelde als 't eigen bloed, zou Boutens gezegd hebben. Ik ben wel iemand van de klei. Er zit iets van gedegenheid in. Een woord dat volgens velen niet bij mij past, maar toch. Het heeft iets vastigs en dat mag ik wel. De polder heeft ook een zeker ritme dat mij wel aanstaat. Maar bovenal gaat het om verankerde waarden, simpele waarheden en werkelijkheden die in ieder geval in die tijd opgeld deden. Als ik iets opschrijf komen die elementen heel vaak terug. Daar verbaas ik mijzelf wel eens over want je zou, op leeftijd gekomen, denken dat de distantie groter is. Maar dat is niet waar.' Foto: Ruden Riemens 'Als ik mijn onthaastingsroute neem dan vind ik het wel eens aardig om m'n voi- ture tot stilstand te brengen. Dan denk ik: hé, ik voel me hier eigenlijk wel goed. Ik heb eens een gedicht geschreven over de rivier de Nijl, daar bedoel ik eigenlijk de Schenge mee: tot dat soort rare uitstapjes kom je als je dat eens af en toe doet. Ik zag daar die fantastische ranke witte reiger, de Egretta garzetta. Die in mijn beleving thuishoort aan de oever van de Nijl. En dan zie je die ineens in je eigen gebied, tussen het Zuid-Sloe en het Noord-Sloe, ik ben daar opgegroeid, daar kom ik vandaan. In de winter zag ik ze nog - ze broeden dus - en tegenwoordig zie ik in plaats van één paartje wel veertien paartjes op een dag. Daar ben ik dan wel opgetogen van - daar kun je weer mee vooruit.'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 124