'Soms vraag ik me af: waarom doe je nou zoiets? Omdat je van tevoren weet datje er last mee krijgt. Want het is er niet meer, of het is er nog wel maar heel anders. Toch ga ik. Met tegenzin wil ik niet zeggen. Met bange verwachting. Dan denk ik: ik ga mijzelf nou iets aandoen... maar ik doe het wel. Ik moet het een beetje rond krijgen op de een of andere manier - je moet jezelf wel eens zoeken! Gewoon een paar dingen aan elkaar fietsen, weer even bij de les komen, het voor mezelf nog eens opnieuw op de kaart zetten. En dan weet ik: o, zo dus. Een ander gaat aan het strand zitten of langs het water lopen of de bergen in. Ik moet daarmee bezig zijn. Ook al is het soms met een brok in de keel. Je kunt er toch ook niet voor weglopen? Het heeft in ieder geval in dié tijd z'n impact gehad.' 'Weet je waar ik mij wel eens op betrap? Dat ik zo bang ben dat ik die impact helemaal verlies. Dan zou je echt een stuk van jezelf kwijt raken. Vandaar dus dat ik denk: ik ga toch nog maar eens even schuchter kijken in de rue de Dunkerque. Ik ben er laatst met Piet geweest, m'n jongste broer, en ik zeg: kijk, op dit hoekje, daarboven bij de geraniums en de fer forgé, al die gietijzeren balkonnetjes. Daar heeft het zich allemaal afgespeeld.'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 138