Gepromoveerd
Dat de Zeeuwen een oorlogszuchtig volkje vormen, die helemaal geen vrede wil
len en tegen het Twaalfjarig Bestand en tegen de Vrede van Munster zijn, noemt
hij 'Hollandse kreten'. Want: 'Zeeland vormde een buffergewest tussen Holland
en Vlaanderen dat in Spaanse handen was. De Hollanders hadden in de 17de
eeuw geen last meer van de Spanjaarden. Zij hadden sinds 1574 geen vijand meer
gezien. Dus die wilden van die oorlog af, want hij kostte wel geld. Maar Zeeland
leefde tot het einde van de Tachtigjarige Oorlog in een voortdurende vrees voor
invasie. Hier vochten ze met de Duinkerkers en met de Spaanse troepen uit Vlaan
deren. Zo vormde Zeeland de buffer waarachter Holland zich kon verschuilen en
tot bloei komen.'
Maar in plaats van Hollandse dankbaarheid, ziet Doeke slechts Hollandse arrogan
tie. Tot op de dag van vandaag: 'Als straks de vierhonderdste geboortedag van
Michiel in Vlissingen wordt herdacht, zie ik die hele meute Hollanders alweer op
de eerste rij in de Sint-Jacobskerk zitten.'
Tot slot een gewetensvraag. Waarom is hij op zijn leeftijd nog aan een promotie
onderzoek begonnen? Was dat vanwege de ietwat minachtende bejegening die
hij in Zeeuwse historische kring ondervond?
Hij knikt: 'Dat had er veel mee te maken. Ik had het gevoel dat ze me als een beun
haas zagen als ik weer eens met een verhaal of een boek kwam. Dat was heel ver
velend. Toen liep ik een keer op een receptie tegen een man op die ik vertelde over
mijn onderzoek naar het admiralengeslacht Evertsen. Die man zei: "Waarom maak
je er geen promotieonderzoek van?" Ik vertelde dat ik niet academisch geschoold
was. Maar volgens hem was een opleiding aan de zeevaartschool voldoende. Als
ik maar een promotor kon vinden.
Nou, de Leidse hoogleraar Bruijn wilde mijn promotor wel zijn. Maar hij had zijn ei
sen: ik moest colleges gaan volgen en lid worden van het promovendigezelschap.
Zodat ik iets van het academische wereldje zou opsnuiven.
Enfin, dat heb ik allemaal doorstaan, inclusief een referent die het me zo moeilijk
maakte dat het me een jaar extra kostte.'
Over zijn Leidse ongenoegens vertelt hij in een vlammend artikel in het blad Ne-
halennia (winter 2004). Daarin haalt hij zijn gram over het feit dat een der oppo
nenten hem bij de verdediging van zijn proefschrift verweet dat hij 'een te Zeeuws
denkend patriot' is en over de geringe ruimte die hij van zijn promotor kreeg om
het vertekende geschiedbeeld over de Zeeuwen en hun 'misdragingen' in zijn
proefschrift bij te stellen.
Tja, zo word je natuurlijk nooit een gerespecteerd lid van de club.
Op de vraag of hij met zijn proefschrift het zo Leids denkende Zeeuwse historische
wereldje heeft gewonnen voor zijn ideeën, volgt een zucht: 'Ik ben geneigd om
spontaan "nee" te zeggen, maar dat kan ik niet hard maken. Wel weet ik dat er
vooral stilte volgde.'
Niet dat hij zich daardoor laat imponeren. Wel heeft hij het verre verleden even
laten rusten. Hij is druk doende met een boek over het Loodswezen tijdens de
Tweede Wereldoorlog.