schipper toch een keer naar binnen varen. Echter met achterop komende golven
de Oosterschelde opvaren is gevaarlijk. Grote korte golven lopen achter 'in' op het
schip en kunnen het schip onbestuurbaar maken. De platte achterspiegel (over
hangende achterkant) van de zeilkotter, vangt de oplopende golven echter weer
op. De achteroplopende golven tillen de achterkant van het schip dankzij deze
grote achterspiegel op en de golven lopen onder het schip door. De zeilkotter, in
de Zeeuwse/Belgische uitvoering, heeft twee masten met standaard drie zeilen: de
fok, het gaffelgetuigde grootzeil en de gaffelgetuigde bezaan. De gaffels bieden
een voordeel ten opzichte van het traditionele spriettuig bij de hoogaars. Bij een
gaffeltuig strijkt de schipper het hele zeil. Bij een spriettuig blijft na het strijken nog
een hoop zeil rond de mast klapperen. Nu valt dat klapperen zelf nog wel mee
met het stugge katoenen zeil van vroeger maar het blijft nog steeds wind vangen.
Hoog in de mast het meest, wat bij veel wind gevaarlijke situaties oplevert. De
schipper kan met de drie zeilen van een zeilkotter ervoor kiezen om als het plotse-
De Vrouwe
Suzanna duwt
de golven opzij.
Foto: Kees Bos.
ling hard gaat waaien eerst het grootzeil te strijken en alleen op fok en bezaan te
varen. In het algemeen leveren meerdere kleinere zeilen meer gemak, mogelijk
heden en veiligheid op zee. Ten slotte was in 1930 ook de motor indrukwekkend.
Origineel werd het hele ruim van het schip in beslag genomen door een tachtig
APK kromhout type 2-H-3. De twee cilinders lieten de schroef maximaal driehon
derd keer per minuut ronddraaien. Sinds 1972 staat op de plaats van waar ooit
alleen de keerkoppeling stond een compleet nieuwe hoofdmotor, een DAF 575.