Rekenen Het model De plannen waren in het begin eenvoudig: een meer dan levensgroot van ijzer ge goten beeld, overeenkomstig het beste gepresenteerde model en liefst een beetje betaalbaar. De financiering was echter een tijdrovende bezigheid. Onder aanbeve ling van de prins werden intekenlijsten uitgezet onder alle afdelingen van 'Zijne Majesteits Land- en Zeemagt'. Ook alle afdelingen van het 't Nut in Nederland ontvingen dergelijke lijsten. In een tijd dat overheidssubsidie nog geen gewone zaak was, deed de bevolking zelf de grootste duit in het zakje. De financiering had zoveel voeten in de aarde, dat de artistieke component uit het zicht dreigde te raken. Het Bestuur van de Koninklijke Akademie van de Beeldende Kunst uit Amsterdam vroeg zich in een brief aan de Commissie af hoe het met het model was gesteld: 'Zo is men ook nog geheel onbekend welke kunstenaar tot een zo belangrijk werk alhier zoude geroepen worden, men zou toch eerst een model moeten leveren', klaagde een lid van de academie. Ook de gouverneur van Zeeland, Van Vredenburgh, die zich in het Zeeuwse en landelijk van zijn beste kant liet zien om het standbeeld te realiseren, wilde wel eens weten waar de begroting op was gebaseerd. De totale kosten waren begroot op 12.000 (model 4.000; gieten van het beeld 2.000; fundering en voetstuk 3.500; hekwerk 1.000; onthulling en administratieve kosten 1.500). Even klonken er stemmen in de pers dat het hele project afgeblazen moest wor den omdat de financiën niet toereikend waren. De auteur van het artikel schreef: 'het kan niet zijn, dat men te karig is aan De Ruiter een waardig gedenkteeken in Vlissingen op te rigten.Als er in het buitenland standbeelden voor Nelson, Lessing en voor 'een nog levenden Wellington' verrijzen, dan toch zeker ook voor De Ruy- ter. De Commissie, enigszins geschrokken van de teneur van het artikel, reageerde onmiddellijk in diezelfde pers: 'Nederlanders dan, wier vaderlandsliefde aireede u heeft doen bijdragen tot het aangegeven doel, dat u geene vrees voor teleurstelling beziele! Een standbeeld, den grooten man en het erkentelijk nageslacht waardig, zal, zoo wij in billikheid vertrouwen, eerlang binnen de stad zijner geboorte oprijzen. Voor het artistieke deel van de opdracht wendde de Commissie zich tot het Ko ninklijk Nederlandsch Instituut van Kunsten, Wetenschappen en Letteren. Het in stituut - in de persoon van Jacobus de Vos Wz., secretaris van de vierde klasse van het instituut - had de Commissie al snel een in te stellen prijsvraag uit het hoofd weten te praten. Daar hadden ze in Amsterdam geen goede ervaringen mee. De secretaris schreef aan de Commissie: 'het maken van een standbeeld voor de Ruy- ter, is welligt eene der moeijelijkste opgaven voor eenen kunstenaar. De Commissie kreeg een aantal ontwerpen van kunstenaars aangeboden, die geen van alle de toets der kritiek konden doorstaan. Tot in september 1839 Louis Roijer zich aanbood met een brief en bijgeleverd model. De Commissie was direct enthousiast. Roijer, niet de eerste de beste, beschreef in zijn begeleidende brief het meegeleverde model: 'De Ruyter voorgesteld moedig en bedaard, met de rechter hand rustende op het roer van uw staat, de vijand met beradenheid afwagtende.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 207