Ven de schoonheid Anekdotes vliegen door de kamer, in de tuin meldt zich de merel. Meneer Theo vraagt hoffelijk of hij zich even bezig mag houden met de merel: die komt dage lijks aan de tuindeur, wachtend op zijn rozijnen. 'Zo', zegt hij na gedane arbeid, 'waar waren we?' Dat in je kunsthandel je oordeel over wat mooi is een vast beginsel was. En dat je vanaf begin geïnteresseerd was in de onderstroom van de traditionele schilderkunst. 'Twee dingen spelen in mijn hele kunsthandelsleven een centrale rol: is het mooi of is het niet mooi. Harmonie daarin is het belangrijkste. Ja, er moeten geen fouten in zitten, het perspectief moet in orde zijn, maar harmonie is de kern, dat is de basis, de rest zijn details. Als toeschouwer gaat het erom dat je in een kunstwerk een totaalbeeld voor je neus krijgt en dat beeld geeft je een dreun. Als dat gebeurt zit je als kunstenaar goed. Er zijn etsen van mensen waar ik al vijftig jaar van onder de indruk ben, en dat blijft zo, dat gaat nooit meer over. Ook het tegenovergestelde, wat irriteert omdat het niet goed is, blijft dat doen, het wordt zelfs erger in de loop van de tijd. Maar dan heb ik het niet in huis. Ik heb bijvoorbeeld zelden zestiende-eeuwse prenten. Dat is noeste arbeid, linksonder met breien beginnen, en rechtsboven eindigen. Mijn kunst begint bij de zeventiende eeuw. Die zestiende-eeuwers hadden het licht nog niet gezien. Rembrandt was er nog niet. Goltzius was wel naar Italië geweest, maar Goltzius is een lijnentrekker, een uitstekende tekenaar, het is knap maar ik vind het niet mooi. Het raakt me niet. Als ik het nog een keer zie, vind ik het weer knap, maar nog steeds niet mooi. Het was natuurlijk vanuit de emblema tiek gedacht, er zat een verhaal aan vast. Dat is wat ik op veel hedendaagse kunst

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 32