Van het papier en de inatermerhen bedrijfjes weinig belangstelling voor, maar het leverde wel andere opdrachten op, voor kalenders, boekjes en dergelijke. Met dat geld kon ik weer prenten kopen voor mijn handel. Na een jaar of vijf is dat goed gaan lopen, terwijl ik in het oude kantoor van mijn vader zat. Ik had verder niks en ik rookte een pijp, en in het weekeinde zat ik op Duivenvoorde te studeren in de bibliotheek die ik gecatalogiseerd heb. Ook heb ik die boeken voor een groot deel gelezen, waar ik enorm veel van geleerd heb. Mijn kennis van de kunstgeschiedenis en van boeken is daarop terug te voeren. Ik was er dag en nacht mee bezig, was nog alleen en werd niet afgeleid. In het weekeinde zat ik op dat kasteel in mijn eentje. Ondertussen kocht ik natuurlijk zelf ook wat en zo kreeg ik een eigen bibliotheek. Naar musea ging ik zeer gericht. Als er een tentoonstelling was die geroemd werd, maar waar ik niets aan had, dan ging ik niet. Ik zat direct in de zeventiende eeuw: het was zeer gericht en dat kwam door Rembrandt, die leidde alles wat ik deed. Die vond ik de grootste, daar raakte ik van ontroerd en die heeft vormgegeven aan alles. Ik weet nog het begin. De dag van de bevrijding. Mijn ouders gingen de straat op om feest te vieren en ik zat met mijn zusje in een boek over Rembrandt te kijken met schilderijen en etsen. Daarin zagen we al die kruisigingen en kruisafnames. Toen ging mijn zusje zitten huilen, want dat vond ze zo zielig. Ik was er vreselijk van onder de indruk. Toen dacht ik: hoe krijg je dat voor elkaar om het zo af te beelden dat ik een beetje bang word van die schilderijen. Zoals ik ook van Mozarts Don Giovanni bang was, op de achttiende-eeuwse manier. Wat moet dat toen een uitwerking hebben gehad op het publiek, ik denk dat ze zaten te krimpen. Iedere generatie, ook in die harmonische rationele tijd, heeft zijn horror-zijde die gevuld moet worden. Waar raakten de mensen anders van kapot? Waar kon je ze mee intimideren of waar kon je een zaal mee platkrijgen?' Het gesprek ontspoort: het krijgt de toonsoort van de muziek. Het is genoeg voor vandaag. Bij het afscheid geeft hij nog iets mee: 'Ik ben groot geworden met Haydn en Mozart. Voor mij houdt de muziek op in 1827 want dan gaat Beethoven dood. Schuberts kamermuziek vind ik ook fijnzinnig en mooi, een natuurtalent.' Op de majesteitelijke trappen van Paleis 's-Hertogenbosch aan de Middelburgse Vlasmarkt spreken we af voor een volgende keer, 'want ik moetje nog iets houd baars vertellen'. Maandagmorgen, de zaak is gesloten, de koffie klaar, de familie is compleet in de bibliotheek: Theo, Mevrouw Rina de echtgenote, en Frans Laurentius de zoon. Het wordt een onderonsje: de kunsthandel van Laurentius is een familiezaak, iedereen is betrokken en werkt thuis. 'We zijn geen netwerkers. Ik zat in Voorschoten aan het zandpad, waar moest ik heen? Trouwens als ik naar een receptie ga, is dat een verloren middag.' Kwinksla gen alom, een sfeer van onthechting: 'We zijn niet naar Zeeland gekomen om er gens lid van te worden.' De familie hecht, vooral aan rust, het huis is hun kasteel:

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 34