die verschillende niveaus over elkaar heen legt. Dat je dan misschien wat abstrac tere vormen krijgt, is er wellicht inherent aan, maar dat is niet het doel. Doel is te zoeken naar een verslag van hoe je kijkt en je kijkt met wisselende focus van het een naar het ander, steeds naar iets dat je opvalt, of waarop je geconcentreerd bent, wat je frappeert en dat hangt samen met wat er gebeurt, met verandering van licht bijvoorbeeld, of met verandering van stemming. Je hoort een geluid, een vogel, het zou een verslag moeten zijn waarin alles samenkomt, gelijktijdig en simultaan. Maar in de schilderkunst is dat moeilijk, het is geen literatuur waarin je een verhaal op meerdere niveaus en met verschillende gezichtspunten kunt vertellen. Abstractie vind ik een vaag credo. Zo gauw je schildert of iets op papier zet, is het een abstractie. Een stukje papier is al een abstractie op basis van allerlei keuzes. Van de toon en kleur, van de compositie en de proporties, van materiaal, en al die keuzes vormen lagen. Maar ook in die zin dat het altijd een compositie van vormen is. In aquarellen werk je delicaat, niet fysiek zoals in olieverf. Wat mij in aquarellen en met tekeningen boeit, misschien is dat niet het juiste woord, misschien is bezig houdt beter, is het feit dat je met bijna geen contact met het papier al iets ziet, iets maakt. Je zet een streepje en er gebeurt iets, dat is zo fascinerend. Bij olieverf is dat heel anders, je moet werken, je moet poetsen, het moet erop gelegd worden. Het Is meer arbeid, en ik vind dat werk niet erg, integendeel, met het maken van

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2006 | | pagina 81