Gelijhe kansen voor iedereen
Al vrij snel na de start veranderde het onderwijsbeleid. Er moest een gemeen
schappelijke schoolbegeleidingsdienst komen voor alle richtingen basisonderwijs,
in een tijd van vergaande verzuiling zeker een bijzondere stap. Uiteindelijk hebben
alleen de reformatorische scholen afgezien van samenwerking.
Rond 1975 verdween de vrijblijvendheid uit het kleuter- en lager onderwijs en
in die periode ontstond dan ook steeds duidelijker behoefte aan verschillende
regiokantoren, dichter bij de scholen, verspreid over de provincie. Het was de tijd
van Van Kemenade: gelijke kansen voor iedereen en de rijksoverheid wilde meer
investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Scholen kregen assistentie als zij wil
den vernieuwen en de overheid betaalde alle hulp. Vanaf dat moment is de groei
heel snel gegaan.
Foto Ruben Oreel.
Na de eerste RPCZ-directeur Van Etten nam Dook Kopmels (het gebruik van de
voornaam paste bij de ontwikkelingen op dat moment) de leiding over. In St.
Laurens zorgden hijzelf en mensen als Jos Elsgeest, Bob Latuheru, Kees de Baar,
Gert Boonstra, Herman Driehuis en later ook Ben de Reu voor de coaching van
RPCZ-medewerkers en ze ontwikkelden er nieuwe methodieken. In kantoren in
's Gravenpolder, Middelburg en Terneuzen, voormalige schoolgebouwtjes, die te
gelijkertijd in gebruik werden genomen, werkten multidisciplinaire teams die zich
direct bezighielden met de begeleiding van scholen in die verschillende regio's. In
diezelfde tijd ontwikkelde zich bij schoolteams ook langzamerhand een duidelijke
visie op de activiteiten van schoolbegeleiders: sommige scholen waren pro-RPCZ,
andere contra en soms deden individuele leraren een beroep op hulp. Er was
sprake van echte RPCZ-vernieuwingsscholen en daartegenover stonden scholen
die de stijl van begeleiding en training als 'vaag' en 'niet voldoende gericht op de
praktijk' omschreven.