voor minder prettige herinneringen. Ik zie ze nog staan, bijna onherkenbaar door
de laag donkergrauw stof die zich op hun bezwete gelaten had vastgekleefd. Op de
vochtige rande van de oogleden, in de neusgaten en de mondhoeken was het stof
er tot een laagje samengekoekt, schreef Bert Dewilde. Maar er zijn ook positieve per
soonlijke herinneringen. Zo herinnert Tilly van Overmeeren-Mortier van Sint-Jansteen
zich nog dat haar broer, samen met twee andere Zeeuws-Vlaamse vlassers, jaarlijks
de Flaschmarkt in Krefeld bezocht. In 1980 werden zij door het veelkoppige publiek
verkozen tot de beste handwerkers van de tweehonderdvijftig deelnemers. Twee jaar
later werden Guust Mortier, Theo Roelans en Josef Goossen uitgenodigd voor het
jaarlijkse Zomerfeest in de tuin van de ambtswoning van de Duitse bondskanselier.
Hier konden zij hun bekwaamheid als zwingelaars tonen aan de duizenden gasten van
Helmuth Schmidt. Een gebeurtenis die grote indruk maakte, zeker ook vanwege de
weddenschap met de vrouw van de bondskanselier. Zij bleek niet het echte vlas maar
siervlas in haar tuin te hebben staan en dat bloeide natuurlijk de hele dag. Bijzondere
herinneringen voor mevrouw Van Overmeeren. De zoons van haar broer Guust drijven
vandaag de dag nog een van de grotere vlasbedrijven in Zeeuwsch-Vlaanderen.
Theo de Letter runt, samen met zijn vrouw Ingrid, in Koewacht '"t Vlasschuurken".
Een vlas- en linnenwinkeltje met in de schuur een vlasmuseum, waar nauwelijks stof
ligt, het niet naar geroot vlas stinkt en geen jenever wordt geschonken. Maar waar
wel de gereedschappen te vinden zijn die bij al de vlasbewerkingen werden gebruikt.
De keurige en 'schone' opstelling wordt door het verhaal van Theo en Ingrid zeer
informatief en interessant.
Tastbare herinneringen aan een bedrijviger vlasverleden staan er nog wel in onze
streek. Zo is er de roterij Sint-Andries aan de Tragel 6 te Koewacht. Een fabrieksge
bouw dat al twintig jaar leeg staat en zwaar is vervallen. De fabriek is in 1938 gesticht
als moderne warmwaterroterij en heeft dus ongeveer vijftig jaar als zodanig dienst
gedaan. Uiteraard behoort het bouwwerk tot ons aller cultureel erfgoed, maar het
herinnert slechts aan één onderdeel in het bewerkingsproces, het roten, en aan één
specifieke manier, het warmwaterroten. De fabriek kan blijkbaar niet meer behouden
blijven en zal worden gesloopt, ofschoon het steenbreekvarentje nog pogingen heeft
gedaan de sloopplannen te verijdelen. Verder staat er nog een kleinere warmwater
roterij te vervallen aan de Vinkebroeksestraat onder Sint-Jansteen en staat er nog een
losse schorsteen van een voormalige roterij aan de Julianastraat. Herinneringen aan
een bijna verdwenen cultuur die het hardst werkende volk van de lage Noordzeegouw
uitgedaagd, geboeid en afgesloofd heeft en ditzelfde volk dankbaar welvaart, fierheid
en wereldfaam bezorgd. Opnieuw woorden van Bert Dewilde in het voorwoord op
zijn boek over twintig eeuwen vlas. In de meeste van die twintig eeuwen was het wer
ken in het vlas fysiek zware arbeid, ook voor vrouwen en kinderen. Aan die eeuwen
herinneren nog de rootputten en een paar kleine zwingelstallen in onze streek. Liever
die in ere herstellen en bewaren dan een moderne warmwaterroterij. De putten en
stallen herinneren ons namelijk aan de geweldige inspanningen die de boeren én hun
gezinsleden zich eeuwenlang hebben moeten getroosten om in hun levensonderhoud
te kunnen voorzien. Samen met de gereedschappen zijn ook deze tastbare herinnerin
gen in ons landschap het waard bewaard te blijven.
Zwartwitfoto's volgende pagina's: 1930 en 1950. Gemeentearchief Hulst.