Groeikracht bepaalt succes of falen
erop hamert dat de verbindingen goed, open en snel moeten zijn. Dat geldt overigens
voor alle modaliteiten van het vervoer: het spoor, de binnenvaart, het wegvervoer, de
kabels en buisleidingen. De geschiedenis heeft echter ook geleerd dat - wanneer dat
allemaal in orde is - er nog geen garantie is voor succes. Het voorbeeld ligt dichtbij
huis: de mislukking van de negentiende-eeuwse mainport Vlissingen.
Het was in de tweede helft van de negentiende eeuw voor de Nederlandse
overheid een uitgemaakte zaak: Vlissingen zou de grootste Nederlandse haven wor
den, belangrijker dan Amsterdam en Rotterdam. Een directe spoorlijn van het Duitse
achterland (Keulen) naar Vlissingen, sneller en goedkoper dan de Rijnspoorlijn van
Amsterdam en Rotterdam naar Keulen, alsmede een snellere spoorverbinding naar
het zuiden, naar Brussel, waren in het voordeel van Vlissingen. Het staat beschreven
in het eerder genoemde boek van Auke van der Woud. De strategische positie van
Vlissingen was onomstreden: de haven lag vlak bij zee aan diep water dat nooit be
vroor. Het was de snelste uitvalsbasis naar Londen en de Atlantische Oceaan. In 1871
stond er in het Nederlandse wetenschappelijke tijdschrift De Economist: "Vlissingen is
de eenige haven van ons land, waar de voor het personen- en goederenvervoer met
de Vereenigde Staten benoodigde stoomschepen onder alle omstandigheden konden
binnenvallen, en vanwaar zij vanaf het volgende jaar hunne lading met de kortste,
onafgebroken spoorwegverbinding met het hart van Midden-Europa kunnen door
zenden." De spoorlijn was in 1873 gereed. Ook waren de Binnenhavens en de Bui
tenhaven in Vlissingen gegraven. De binnenvaartverbindingen konden via het Kanaal