Plannen voor de ÜJesterschelde een verplaatsing van het Oostgat naar het zuidwesten. Zolang immers zeeschepen de haven van Antwerpen moeten kunnen bereiken, zal een diepe vaargeul nodig zijn. Na verplaatsing zal het Oostgat het kustfundament niet meer bedreigen. Maar kustbeveiliging kan ook worden bereikt door een zwakke kustschakel te plaat sen in de luwte van een nieuw te bouwen eiland in de voordelta (scenario 3, figuur 9). Dit eiland kan de zuidelijkste schakel zijn van de Haakse Zeedijk of de Eilandenboog van Boorsma. In beide ontwerpen is Walcheren immers de plaats waar deze pretenti euze zeeweringen beginnen. Dit nieuw te bouwen eiland hoeft echter beslist niet het begin te zijn van een toekom stige nationale zeewering; het kan ook als solitair eiland een oplossing bieden voor een aantal problemen waaraan Walcheren in de toekomst het hoofd moet bieden: versterking van de zwakke kustschakel tussen Zoutelande en Westkapelle, meer ruim te voor hoogwaardige toeristische voorzieningen, natuurontwikkeling en visserij. Ook de bouw van een nieuw eiland vereist precieze kennis van de buitendijkse geomorfo- logie. Na aanleg van een kunstrif moeten immers de kustprocessen, wel of niet onder steund door een kunstmatige zandmotor, een duurzame aanzanding waarborgen. Er spelen bij de discussie over de toekomst van de Westerschelde enkele as pecten die ogenschijnlijk nauwelijks in één ontwerpplan te verenigen zijn: veiligheid, bereikbaarheid van de Antwerpse haven en natuurwaarden van het estuarien milieu. Dat betekent dat er keuzes moeten worden gemaakt. Veiligheid wordt het best gewaarborgd door verkorting van de kustlijn, dus door af sluiting. Het is inmiddels bekend dat een transparante dam het mogelijk maakt het estuarien milieu in het Westerscheldebekken gecontroleerd te handhaven, maar af sluiting lijkt onverenigbaar met de optimale bereikbaarheid van de haven van Ant werpen. Bereikbaarheid van de Antwerpse haven betekent vooralsnog een open Westerschel de, waarlangs een paar honderd kilometer zeedijk op de beide oevers moet worden versterkt: geen simpele zaak, omdat het water in dit laatste open estuarium van de Zeeuwse delta zeer hoog opgestuwd kan worden. Die dijkversterking wordt nog ge compliceerder door het verder uitdiepen van de vaargeul naar Antwerpen, om toe gang van grotere schepen met grotere diepgang mogelijk te maken. Nu is de diepte vastgesteld op dertien meter, maar in de toekomst is dat wellicht onvoldoende. Werken met de natuurwaarden van het estuarien milieu is voor ieder toekomstont- werp gecompliceerd. Was de waterkwaliteit van de Westerschelde een halve eeuw geleden nog beneden alle normen, door de verbetering van het milieubeleid in België en Nederland is het aquatische leven weer terug. Wat betreft de abiotiek van het estu arium, zou moeten gelden dat de Schelde meer sediment het estuarium binnenbrengt dan de getijdenstroom afvoert. Uit onderzoek is echter gebleken dat deze situatie in de afgelopen 40 jaar is omgedraaid. Er verdwijnt jaarlijks zo'n twaalf miljoen kuub zand uit het estuarium naar de voordelta. Daarvandaan wordt dit met de resulterende vloedstroom in noordelijke richting langs de Noordzeekust verplaatst. De oorzaak is de kunstmatige vergroting van de komberging van het estuarium, door verdieping en verbreding van de vaargeul, waardoor het estuarien milieu geleidelijk verandert in een

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2008 | | pagina 130