Kunstjes
terlijk - van over is, bestaat nog het bruggetje naar Niemandsland, de sierkooien zijn
vernield en alle vogelen gevlogen, de Engel met haar bazuin, de stralend witte Flora
in haar kathedraal van bomen, de vazen. Verloren tijden, hervonden voornaamheid.
Ik noteerde en krabbelde wat. Een blad en nog een blad. Wat moet het schitterwit
geweest zijn, het namaak kasteel, alles neo en van alles wat: zeer late gothiek, een
vleugje Moors, een uitgedijde folie die men eerder in laag Engeland dan in de Zeeuw
se polder zou verwachten. Geert van Oorschot vroeg me eens om documentatie;
Anton Koolhaas ('hij vraagt dat nooit zelf, die man is al zo zenuwachtig') wilde uit het
Suikerkasteel van Ellewoutsdijk het decor bouwen voor een boek.
Nog naar de Zwaakse Weel, langs de Zeeuwse wijngaarden - ze bestaan echt - en het
voormalige gereformeerde kerkje van Baarland, dat zowaar een aardige brasserie (met
lichtgevend gewelf) geworden is: een - denk ik - uitstekende vorm van recycling. Op
honger volgt spijziging, op dorst het innerlijk lavement. De weel lag nogal rustig. Het
dak van Kwistenburg lichtte groen op, de aankleve van kruid en vocht. Een goed oud
hof, mooi op kleur, zolang ze de zonneschermen niet laten zakken. Een schotelan
tenne brengt de wereld binnen: deze werrelt die zo dwerrelt. Het water. Twee schoeve
vissers en geruste vogels. In het verschiet de brabantse kerk van Kwaedamme, klepel
tje klep. Het hof bij Middelzwake, verder op, is duidelijk aan subsidie toe. In mijn her
innering hoorde het aan een Burger, die bij hoge beschikking ook wel Trimpe Burger
mocht heten. Zijn schuur hangt uit het lood en ook de rest blijft zonder troost. In het
Langeweegje worden de vlinders binnen gehouden. Zó koud is toch niet?
(19-01-08)
Ik laat in het landschapsproject de wat trieste expedities naar Warren Duve-
kot maar even onbesproken en spit eens nader - in de tijd - naar Ellewoutsdijk en de
Zwake. Ik zie en hoor en voel wel iets bewegen. Een eeuwige jongen met een flu
welen strik, een snaveltjespiano of tenminste een kleine viool en bozig buitenwater,
opgesloten, kwader dan de dam. Dat wordt archaïsch beitelen, dicht op het beeld.
Meer verleden dan heden. Ook iets van zelfgezochte anekdotiek. Zou dat de bedoe
ling kunnen zijn? Ik denk het niet. Dicht op de taal. De dichter hoeft de bomen niet
kaal te vinden of te laten en strooit zijn blaadjes - half januari. HW AD, de zware
zwarte steen met het lichte opschrift en de reminiscentie aan de helle kleuren van de
doeken. Papier hier. Toch maar Zorgvliet en Zwake. Het landschap toen en nu. Men
zal wel plasjes willen, riet en alle grasjes, wantsen en kevers. Of zure luchten, de von
kende vlammen van het nieuwe land?
Lau de Jonge telefoneerde. Hij moet weer even Lou Vleugelhof zijn, want hij doet
mee. Eén van de elf. Hij zocht als locatie de Meestove bij des Heeren Hoek. Noe zum-
me op de film motte, zegt hij. De film? Een bitje schrieve is nog te doen, mae ok nog
kunstjes voe de film? Als alles een keer doorgaat hoopt hij naar Zorgvliet te komen.
Hij, goed tachtig nu, fietste er als jongen langs, was nieuwsgierig maar stapte nimmer
af. Denken en dromen. Wat zou zich afspelen achter die witte muren?