De eerste mens lijkt als bescherming voor zichzelf niet te hebben gebouwd, maar zocht - zoals wel meer zoogdieren - grotten en holen voor z'n veiligheid en het groot brengen van nageslacht. De mens onderscheidde zich van dieren door z'n zelfbewustzijn en z'n ontwikkelde brein. Mensen gebruikten hun verstand om steeds bruikbaarder werktuigen te vinden en te maken, en zich te beschermen tegen de elementen. De mens had z'n goden, als verklaring voor het zijn. De goden stonden voor het 'hogere' en het hogere moest worden vereerd. Men was de scheppende goden niet alleen dankbaar, men vreesde ze ook. Dat de goden vriendelijk zouden zijn, moest worden afgedwongen. Dat heeft de mens gestimuleerd tot indrukwekkende bouw werken en eretekens. De bouwkunst lijkt z'n ontwikkeling te danken te hebben aan de relatie van de mens tot zijn goden en zijn doden (gedacht in een hiernamaals). Zwaluwnest: voorbeeld van leembouw. Termietenheuvel: een gecompliceerd ecologisch gebouw. Belangrijker dan bouwen voor de levenden was het bouwen voor de doden. De be kendste en meest indrukwekkende vorm van bouwen voor de doden is de piramide. Piramiden zijn noch in vorm, noch in omvang, noch in raadselachtige gemeenschap pelijke inspanning bij hun totstandkoming overtroffen. Wel zijn elders in de wereld grafheuvels met zulke kolossale (zwerf)stenen gebouwd dat ook daar een bewonde renswaardige samenwerking en organisatie moet hebben bestaan. Het is boeiend de ontwikkeling van het menselijk kunnen te ontdekken aan de hand van elkaar opvolgende bouwmethoden. Eerst werd gebouwd met gevonden stenen, al dan niet gevoegd of bedekt met aarde of leem. Voor de overspanning werden tak ken of stammen gebruikt, die steeds kundiger werden bewerkt. Aangezien hout op den duur verging, koos men steeds vaker voor duurzame steen. Met steen kun je geen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2008 | | pagina 195