grote overspanningen maken, tenzij je kolossale, nauwelijks te tillen stenen gebruikt. Voor grotere ruimten koos men daarom voor zuilen of kolommen van steen, ter on dersteuning van houten overspanningen. Een opmerkelijk gegeven is, dat wat wij zo prachtig vinden aan de klassieke zuil, heel waarschijnlijk een generaties lange gewenning aan de 'oerzuil' is: een bundeling van riet, als verticale ondersteuning van een bouwwerk. De lichte welving is verklaarbaar uit de plekken van bundeling, en de versierde top is duidelijk een overblijfsel van de pluimen aan de rietstengel. De cannelures - de elegante gleuven in de zuil die de slankheid accentueren - zijn letterlijk restanten van de rietbundel (canne riet). Zo ontwikkelde zich een bouw die de eeuwen kon trotseren en waarvan wij de voorbeel den kennen als tempels in Egypte, Griekenland en het Romeinse rijk. Tempels met dan- wel dicht opeengeplaatste zuilen, danwel een houten - inmiddels verdwenen - dak. Rietbundels als kolommen, eind twintigste eeuw Zuid-I rak. Hoewel in vroegere bouwkunst al poortgebouwen met sluitstenen voorkwamen en grafkamers gemaakt werden met elkaar in sluitende cirkels steunende stenen, wordt de ontdekking van het gewelf toegeschreven aan de Romeinen. Met die techniek werd het mogelijk met steen grote ruimtes te overspannen. De basilieke vorm en de koepel zijn tot op de huidige dag te zien en de techniek wordt nog toegepast. In de bouwkunst lijkt het te gaan om doel, middel en methode. Waarvoor bouw je? Waarvan bouw je? Hoe maak je het? Door het stellen van steeds meer en hogere eisen in de loop van de tijd, ontwikkelde men methodes om aan die nieuwe eisen te voldoen. Met het vinden van nieuwe materialen en nieuwe technieken werden ook de mogelijkheden steeds ruimer. Het doel van het gebouw vraagt wat er moet gebeuren, de techniek en het beschikbare materiaal schrijven voor hóe.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2008 | | pagina 196