Symbiose van nieuuue en oude architectuur
Pahhuizen
Bij binnenkomst wordt direct duidelijk dat dit geen doorsnee museum is. De
entree is ruim; architect Marc van Roosmalen heeft bij het ontwerp ervan duidelijk aan
de stijl van het Hollands classicisme van het Lampsinshuis gedacht. Hij heeft daaraan
een eigentijdse en spannende wending gegeven. De lange zuilen van baksteen die
naar boven toe verspringen en het vele glas zijn een moderne variant van voorname
en imposante bouw. Binnen valt de creatieve combinatie van materialen op. De oude
muur van het Lampsinshuis refereert aan de geschiedenis en zelfs de muurankers zijn
nog zichtbaar. Vaag is te zien waar ooit een deur was. Het glas en zink dat op verschil
lende plaatsen is gebruikt voor de tochtsluis, de lift en de ruimten naar boven schep
pen een moderne sfeer, die gerelativeerd wordt door de roestige achterwand. Het is
duidelijk dat de architect zijn klassieken kent en fraaie verbindingen heeft weten te
creëren tussen de verschillende monumentenpanden. Het siert hem dat hij - op mo
derne wijze - heeft voortgeborduurd op de werken van zijn collega's uit de Oudheid.
Al bij de ingang lopen heden en verleden moeiteloos in elkaar over.
De negentiende-eeuwse pakhuizen, waarin elk jaar twee of drie grote wisselex
posities worden gehouden, zijn door de architect zoveel mogelijk in oorspronkelijke
staat gehouden of daarin teruggebracht. Op een moment dat de ruimten leeg zijn
omdat er gewacht wordt op een nieuwe tentoonstelling, verzucht Geert Oudshoorn,
medewerker die het onderhoud van de gebouwen voor zijn rekening neemt: "Wat
zijn ze mooi, zo zonder schilderijen." Hij heeft gelijk. De ruimten in het pakhuis heb
ben genoeg aan zichzelf. De sfeer is verstild en oud. De ruwe muren, de houten vloe-