Buitenruimte ze hier genoemd. Bijvoorbeeld voor het schilderij van Segars staat zo'n scherm. Als je daarop de molen aanwijst, krijg je de gegevens van de molen te zien, inclusief de plaats waarheen deze is verhuisd. "Dit wilde ik al heel lang, maar ontwikkeling van zoiets kost geld, dus hebben we moeten wachten tot de technieken toegankelijker waren. Maar nu is het er." Water tinkelt in de tuin, een rustgevend continue gekabbel. Een lange recht hoekige vijver met aan één kant een kompas, strakke vormen, bamboe, drie sokkels met daarop een vrouw van steen. De ruimte doet bijna Japans aan. Is het een verwij zing naar het verre Azië, waarheen de grote VOC-schepen voeren en waarvandaan rijkdommen en een nieuwe kijk op de wereld werden meegevoerd? De zee was de verbinding tussen noord en zuid, tussen oost en west, tussen Vlissingen en Decima. In de zestiende en zeventiende eeuw lag Zeeland in het hart van al die routes. Er is wei nig fantasie voor nodig om in de drie haagbeuken masten te zien. De groenblijvende taxusstruiken waaruit ze verrijzen, zijn geknipt in de vorm van golven. Al was de zee ogenschijnlijk het domein van de man, de vrouw duikt steeds weer op. De vrouw van de zeeman natuurlijk: zelfstandiger dan menig andere vrouw, omdat ze de zaken aan wal alleen moest runnen, maar ook de godinnen aan wie zo niet geof ferd, dan toch steeds gedacht werd. Er zijn archeologische vondsten gedaan: Romein se altaarstenen voor de godin Nehalennia, op verschillende plaatsen voor de Zeeuwse kust. Een groot deel daarvan is in Leiden te zien. Ook het museum De Bevelanden in Goes en het Zeeuws Museum in Middelburg tonen er enkele. De godinnen die in deze tuin bij het Maritiem MuZEEum een plaats hebben gekregen, zijn Fortuna, Esperanza en Charitas: het lot, de hoop en de liefde. Ongetwijfeld zijn het godinnen geweest die de zeelieden hebben aangesproken. Ze zijn afkomstig uit Vlissingse stadshuizen. De benedentuin is buitenom bereikbaar. De beheerste ruimte wordt versterkt door de tegels, waarin op regelmatige afstanden grond is uitgespaard voor planten. Het groen is schaars. De ontwerper van de tuin, Govert Visser, vindt de ruimte en het gebaar van een tuin belangrijker dan de beplanting. Buitenruimte is wellicht een geschikter naam voor deze plek dan 'tuin'. Bijna iedereen blijft staan voor het gedicht op de muur. Zet het blauw/van de zee/tegen het/blauw van/de hemel, veeg/er het wit/van een zeil/ in en de/wind steekt op/ Het gedicht is van Willem Hussem (1900-1974) en is hier helemaal op zijn plaats. Er naast stroomt het verkoelende water van het watergordijn naar beneden. Heden en verleden, oud en modern vallen hier stil als in een bespiegeling samen. Ik mis hier een plek om even te gaan zitten en te mijmeren, en ik moet denken aan de woorden van kunstenaar Leendert van der Pool, van wie boven in de Scheldezaal werk hangt: 'Wat je achter je hebt, daar kun je over vertellen, wat je voor je hebt, daar kun je alleen maar over dromen.' De woorden lijken speciaal voor deze buitenruimte te zijn, maar eigenlijk ook voor het gehele museum, een plaats waar men toekomst creëert voor het verleden. Foto's van het MuZEEum (het gebouw): Robert Oerlemans.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2008 | | pagina 236