TeHtielindustrie in Oost-Zeeuuis-Vlaanderen
ZL
Vogelwaarde viste achter het net
Antoine Prinsen
Ze zijn er nog, mannen en vooral vrouwen die in een van de Zeeuws-Vlaamse textielfa
brieken hebben gewerkt. Richard Mattens is een van hen. Hij was vier jaar lang voor
man bij de Westerschelde Textielfabrieken G.H. Meijerink in Vogelwaarde. Dat was heel
wat beter dan de periode dat hij als landarbeider moest werken. Hier had hij het hele
jaar werk en dus inkomen en zelfs betaalde vakantie. Een luxe die voor losse boeren
arbeiders niet was weggelegd. Die vier jaar was zo een groot deel van de levensduur
van de textielfabriek in Vogelwaarde, die in 1957 startte in het parochiehuis en die in
1964 failliet ging.
Andere fabrieken hebben langer een stempel gedrukt op de Oost-Zeeuws-Vlaamse eco
nomie. De meerderheid van de 24 textielfabrieken, die Zeeuws-Vlaanderen in 1949 tel
de waren Belgische ondernemingen. Het is ook met een Belgisch bedrijf begonnen toen
de firma Behaegel-Denijs uit Sint-Niklaas in 1906 in Hulst een vestiging opende om op
de vraag vanuit de Nederlandse markt te kunnen voldoen. Aanvankelijk had het be
drijf uitsluitend Belgisch personeel, later werden ook Nederlanders in dienst genomen.
Rond de jaren twintig van de vorige eeuw volgden meer fabrieken vanwege de grote
tekorten aan tricotageproducten in en vlak na de Eerste Wereldoorlog in Nederland.
Paul Brusse en Willem van den Broeke in De economische geschiedenis van Zee
land 1800-2000 (Utrecht 2005): "Steeds werkte men vooral met Belgische arbeiders,
omdat de plaatselijke bewoners in Zeeuws-Vlaanderen vooral op de landbouw gericht
waren en waarschijnlijk omdat de betalingen niet al te hoog waren." Zoals overal in
Nederland kon deze vorm van textielnijverheid na de jaren zestig en zeventig van de
vorige eeuw de concurrentie met de lage-lonen-landen steeds minder volhouden en
verdween ze ook uit het Oost-Zeeuw-Vlaamse industriële landschap.