Industrie ten hoste van kleermakerijen
In de eerste helft van de twintigste eeuw groeide de bedrijfstak nog uit tot de
belangrijkste werkgever in de industriële sector in Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Dat ging
ten koste van de kleermakerijen waarvan elk dorp er wel een paar kende. Boschka-
pelle bijvoorbeeld telde in 1920 drie kleermakers en twee naaisters; buurgemeente
Stoppeldijk vier kleermakers en één naaister. Beide gemeenten gingen in 1936 op in
de nieuw gevormde Gemeente Vogelwaarde.
Toen de eerste textielfabriek in 1906 te Hulst gesticht werd waren er nog elf kleerma
kers werkzaam in de gemeente. Het was de weverij van Armand Behaegel, geboortig
van Lokeren en producent van damesjumpers, -vesten en herenconfectie. De fabriek
verschafte de eerste jaren werk aan dertig vrouwen en twintig meisjes. Een tweede
textielfabriek werd gesticht door Emile Lockefeer in 1917. Hij startte met een brei-
fabriek in een woonhuis aan de Bierkaaistraat in het centrum van de stad. Een fabriek
die drie jaar later kon worden verplaatst naar de bedrijfspanden van de voormalige
brouwerij van de firma A.F. Rottier en Zonen gelegen aan de Steensedijk. Na de Twee
de Wereldoorlog zette men hier de fabricage van bovenkleding geheel stop en ging
men zich toeleggen op de vervaardiging van sokken en kousen waarvan er zo'n twee
miljoen per jaar werden geproduceerd. Eind 1985 werd het faillissement uitgesproken
over deze fabriek, op dat moment het laatste grote bolwerk van de textielindustrie in
Oost-Zeeuws-Vlaanderen.
Van de 24 fabrieken in de textielnijverheid in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen stamden
de meeste uit de jaren dertig. Ze waren gevestigd in Hontenisse (1), Hulst (6), Sint-
Jansteen (8) en Clinge (9). Van die fabrieken waren er zestien van Belgische en één
van Franse oorsprong. Zij steunden op buitenlands kapitaal en buitenlandse directies.
Bovendien werkten er veel Belgische arbeiders in deze fabrieken. In 1977 was het