Arbeidsmoraal
aantal fabrieken gedaald tot zeven. Langer dan dertig jaar hielden alleen de fabrieken
van Behaegel en Lockefeer én de Clingse Textielfabrieken (Clitex) en Vera B.V. (een
tapijtweverij te Sint-Jansteen) het vol.
"Het Zeeuws-Vlaamse vertrekoverschot is van zeer oude datum". Dat stelde
Suzanna Steigenga-Kouwe in het jaar 1950 in haar proefschrift over Zeeuwsch-Vlaan-
deren. Het vertrekoverschot zorgde voor een tekort aan arbeidskrachten in de snel
groeiende industrie. Vandaar dat duizenden mannen en vrouwen uit het Land van
Waas werk vonden in Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Vooral in de textielindustrie. Stei
genga-Kouwe becijferde dat meer dan vijftig procent van de arbeidskrachten in die
industrie van Vlaamse afkomst was, terwijl ze hier minder verdienden dan in eigen
land. Een andere reden voor de aanwezigheid van de Vlamingen was dat de Neder
landse landarbeiders in tegenstelling tot hun Belgische collega's een afkeer hadden
van ongeschoolde arbeid in de fabriek. Het werk werd slecht betaald en werd men als
arbeidskracht duurder door het ouder worden of door huwelijk, dan was de kans om
ontslagen te worden groot. Een derde reden voor hun aanwezigheid was het feit dat
de Belgische vrouwen niet met werken stopten na hun huwelijk of zodra ze kinderen
kregen. Dit in tegenstelling tot die uit het land van Hulst. Die hielden er blijkbaar een
bijzondere arbeidsmoraal op na. "Wie niet op tijd kan zijn, komt een uur later; als men
dringender bezigheden heeft, blijft men weg", zo omschreef Steigenga-Kouwe die in
1950.