Een Twents bedrijf naar een Zeeuws-Vlaams dorp
Het ETI vatte daarom in 1963 de situatie in Vogelwaarde als volgt samen. Het dorp lag
in een sterk agrarisch gebied waar op tal van punten een achterstand bestond. Er was
te weinig aanbod van werk in de landbouw en met name de jeugd trok weg uit de
streek met als gevolg dat de bevolking verouderde. Dat leidde ertoe dat ook het lokale
bedrijfsleven niet moderniseerde en dat geleidelijk aan de voorzieningen verdwenen.
Deze neerwaartse spiraal moest worden doorbroken. Er moesten maatregelen wor
den getroffen om het economische leven te ontwikkelen, met name de industrie.
Maar het leef- en woonklimaat in de gemeente moest ook verbeterd worden. De
arbeiders zochten niet alleen zekerheid maar ook een zekere mate van comfort. Die
zekerheid moest worden gevonden in maatregelen op hygiënisch en medisch gebied,
bijvoorbeeld door de bouw van een wit-gele-kruisgebouw gecombineerd met een
badhuis en door het invoeren van gezinshulp en maatschappelijk werk. Tal van wo
ningen in dit gebied voldeden niet meer aan de moderne eisen. Passende woningen
in een passende omgeving moesten worden gesticht. Daarnaast zouden maatregelen
op het gebied van recreatie moeten worden getroffen en zou het dorpshuis moeten
worden verbeterd. Dat alles verhoogde het comfort. Wat betreft het aantrekken van
bedrijven was het ETI voorzichtig en wees het op het beperkte arbeidspotentiaal.
Vreemd, gelet op de hierboven aangehaalde opmerking van het gemeentebestuur.
Samengevat kwam het er voor het ETI op neer dat in de gemeente Vogelwaarde de
winkels moesten moderniseren, de reparatiebedrijven moesten uitbreiden en er een
industrieterrein moest worden ingericht. Dit alles indachtig het uitgangspunt dat al
leen de mens die met plezier werkt en met genoegen woont in staat is te geven wat
in hem is. Een goed uitgangspunt dat in de praktijk echter niet gemakkelijk te verwe
zenlijken was, zo zou blijken.
Zoals gezegd, aan het gemeentebestuur zou het niet liggen. Dat had enkele
jaren eerder al een bericht doen uitgaan naar "belanghebbenden". In dat bericht
werden zij op de hoogte gebracht van het voornemen een confectieatelier in de ge
meente op te richten. Meisjes van vijftien jaar en ouder zouden hier te werk worden
gesteld. Zij die belangstelling hadden voor werken in deze fabriek werden uitgeno
digd zich te melden in het gemeentehuis om kennis te maken met de leiding van het
bedrijf en om informatie in te winnen over de arbeidsvoorwaarden, soort van werk
en de verdiensten. Volgens het gemeentebestuur moest dit gezien worden als een
poging om op bescheiden schaal industrie in de gemeente te vestigen. Het bericht aan
de belanghebbenden sloot af met de woorden: "hier ligt een kans voor de gemeente
om industrie te krijgen, grijp deze kans dan ook met beide handen aan". De belang
hebbenden waren in dit geval alle vrouwelijke inwoners geboren in de jaren 1930 tot
en met 1942, in totaal een lijst met driehonderddrieënveertig namen.
Het confectieatelier zou worden gesticht door de firma J.W. Meijerink Co die naast
een hoofdvestiging in Winterswijk al vestigingen had in Oosterhout, Dinxperlo en
Ruurlo. Om te kunnen starten zouden vijfentwintig aanmeldingen al voldoende zijn,
Foto voormalige gebouwen van Clitex in Clinge.