De fabriek
Grond en gebouw zouden in huurkoop worden gegeven aan de firma Meijerink, die
bij ondertekening van het contract vijfentwintig procent van de koopsom moest vol
doen en het restant in tien jaarlijkse annuïteiten. Met alleen de stem van raadslid
Jan Francies de Poorter tegen werd dit voorstel van burgemeester en wethouders
goedgekeurd. De Poorter, afkomstig van en wonende te Boschkapelle waarschuwde
nog dat de meisjes die getekend hadden niet in Stoppeldijk zouden gaan werken.
Uit de bewaard gebleven archiefstukken blijkt dat pastoor Adriaen Vermeulen niet
alleen lachte maar ook meedacht. Hij was het die voorstelde het atelier voorlopig te
vestigen in zijn parochiehuis. Verder zou hij, samen met de burgemeester, de lijst met
sollicitantes doornemen om een eerste selectie te maken van geschikte arbeidsters.
Op 11 februari 1957 begonnen de werkzaamheden in het atelier. Uit opmerkingen die
de burgemeester twee maanden later maakte, valt op te maken dat de start van de
textielindustrie in Vogelwaarde moeizaam verliep. Er werkten toen veertien meisjes;
ver onder het aantal dat nodig was om de bouw van een textielfabriek mogelijk te
maken. De burgemeester had alles in het werk gesteld om meer arbeidsters te werven
tot en met huisbezoeken toe. Hem was gebleken dat de meeste kandidates de kat uit
de boom wilden kijken. Toen een jaar later pastoor Vermeulen te kennen gaf dat hij de
huur van het parochiehuis wilde opzeggen, werd de kwestie echter urgent. Er volgde
druk overleg met Meijerink met als gevolg dat ondanks alle onzekerheid de bouw van
de fabriek zou worden doorgezet, "op Rapenburg".
Afgesproken werd eerst aannemers uit de gemeente Vogelwaarde uit te no
digen. Indien Meijerink niet tevreden kon zijn met de aanneemsom mocht hij in zee
gaan met hem bekende aannemers elders uit het land. De fabriek zou uiteindelijk
worden gebouwd door de Gebroeders Van Rijn uit Axel (lood, zink, water, sanitair
en dakbedekking), de firma's J.B. te Brake uit Winterswijk (glas- en schilderwerk), F.
Lambert Zn. uit Stoppeldijk (timmer- en ijzerwerk), J. Mangnus uit Boschkapelle
(electriciteit) en Deerns N.V. uit Breda (verwarming). Alles op basis van een ontwerp
van architectenbureau Van Zantbeek Schoonis. De bouwkosten waren ondertus
sen opgelopen tot zeventigduizend gulden. Op donderdag 15 october 1959 kon het
fabrieksgebouw worden ingezegend door de pastoor van Boschkapelle en konden de
genodigden worden ontvangen op de pastorie om aan te zitten aan de feestdis. De
zaken gingen daarna blijkbaar voor de wind. Er was geen gebrek aan personeel en
Meijerink sprak weldra over uitbreiding van de fabriek met onder meer een snijderij
voor fluweel en pinrooij (ribfluweel). Het gemeentebestuur ging met hem mee. Eén
jaar na de opening van de fabriek nam de raad van de gemeente Vogelwaarde het
besluit leningen van achthonderdduizend en één miljoen gulden te verstrekken aan
de Westerschelde Textielfabrieken G.H. Meijerink N.V. Een naamloze vennootschap
die op dat moment in oprichting was. Als onderpand voor de leningen zouden de
nieuwe fabrieksgebouwen gelden, met de grond en al hetgeen daartoe behoorde en
aard- en nagelvast was. De raadsbesluiten werden zoals het hoorde door het provin
ciebestuur goedgekeurd en eind 1962 kon de moderne fabriek worden geopend. De
bouw was echter niet vlekkeloos verlopen. Tijdens de bouw stortte de fabriekshal in
omdat er niet voldoende rekening was gehouden met de weersomstandigheden. Vlak