Ondergrondse logistieke oplossingen Bio port Europe goed voorbeeld, waar men ook tot dergelijke utilitaire tunnels is gekomen, in som mige gevallen ook voor het ondergronds brengen van het hoogspanningsnet. Dat is iets wat in de Randstad ook overwogen wordt: er is geen ruimte meer voor boven grondse netwerken. De les die uit deze ontwikkeling te trekken valt, is dat bij nieuwe gebiedsontwikkeling ook nagedacht moet worden over de vele navelstrengen die nodig zijn om binnen het gebied de werkzaamheden mogelijk te maken. Dus bovenop de transportmogelijkhe den van de ondergrond is ook de lokale distributie een punt van aandacht. De vraag die hieruit volgt, is welke andere mogelijkheden er nog zijn voor bundeling. Vanuit het Centrum Ondergronds Bouwen is enige jaren geleden deelgeno men aan een studie rond de mogelijkheden van een ondergronds logistiek systeem Aalsmeer-Schiphol-Hoofddorp. Het idee was om de bloemenveiling in Aalsmeer on dergronds met Schiphol te verbinden en met een railcargo-terminal in Hoofddorp. Op die manier zou niet alleen een ongestoorde transportverbinding ontstaan, het lokale wegennet zou aanzienlijk ontlast worden. Alle belanghebbenden waren bereid hun aandeel te leveren in het systeem. Het bleef echter hangen op de Rijksoverheid die niet wilde investeren in de aanleg van het civieltechnische deel van het systeem. Bij een latere studie van de Rijksoverheid naar ondergronds transport kwam men tot de conclusie dat dergelijke systemen haalbaar zijn, maar dat de nodige investeringen gedaan moeten worden door de belanghebbende partijen. De rol van dergelijke syste men bij het oplossen van problemen rond binnenstedelijke distributie wordt algemeen erkend; de investeringen moeten echter van elders komen. De vraag lijkt dus te zijn hoe we uit het eeuwige dilemma kunnen komen dat deze sector lijkt te beheersen. In een vorige uitgave van het Zeelandboek werd gewezen op de mogelijkheden die de 'bio-based industry' biedt voor de verdere ontwikkeling van met name de Ka naalzone Terneuzen-Gent. Het gaat hierbij niet alleen om de mogelijkheid nieuwe in dustrie aan te trekken, maar ook om het maken van juiste keuzen en herpositionering in verband met mondiale ontwikkelingen. De belangrijkste vraag die hiermee samen hangt, is op welke wijze een vestigingsklimaat kan worden geboden, waarmee onder scheidend vermogen ontstaat met andere gebieden. Het bieden van een duurzame en betrouwbare infrastructuur zou daarvoor wel eens een belangrijke sleutel kunnen zijn. De bio-port heeft infrastructuur nodig voor aan- en afvoer van goederen, maar nog belangrijker: er moeten ook navelstrengen liggen voor de aanvoer van utilitaire voor zieningen zoals gas en water. Een derde punt is dat er ook voorzieningen moeten zijn om uitwisseling van producten tussen clusters en binnen clusters van bedrijven mo gelijk te maken. In het kader van duurzame ontwikkeling wordt in toenemende mate gekeken hoe de restproducten uit één proces kunnen worden ingezet voor andere processen. Bedrijven gaan bijvoorbeeld warmte en C02 uitwisselen. Ook daarvoor zijn voorzieningen nodig. In de reeds eerder genoemde nota van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt dit beschreven in een fictieve case. De casus voor de Bio-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2008 | | pagina 30