Oude lijnen
Verbindingen in Zeeuins-Vlaanderen
Zeeland kent slechts een beperkt spoorwegennet, dat voor het grootste deel in
gebruik is voor zowel goederen- als personenvervoer. Toch was in het verleden, toen
de wegen nog matig van kwaliteit waren en auto's nog geen gemeengoed, in Zeeland
een behoorlijk spoornet aanwezig voor trein en tram.
Dit was toentertijd niet vanzelfsprekend. Neemt besluitvorming rond infrastructurele
projecten vandaag de dag veel tijd in beslag, ook in de negentiende eeuw zag men
kans jaren te doen over het nemen van een beslissing.
Als voorbeeld kan de totstandkoming van de Zeeuwse lijn genoemd worden, ook nu
nog de belangrijkste spoorader in Zeeland. Al in 1845 werden de eerste plannen ge
maakt voor een spoorlijn van Middelburg naar het Duitse achterland. Dit plan kende
behalve voorstanders ook de nodige tegenstanders. Het duurde dan ook tot 1868
voordat het eerste deel van het traject gereedkwam: van Goes naar Bergen op Zoom.
Begin 1872 werd dit doorgetrokken naar Middelburg en pas aan het eind van dat
jaar werd het laatste stukje richting Vlissingen opengesteld. Een project dat dus bijna
dertig jaar in beslag nam. De voorstanders van dit spoor zagen het belang in van een
goede spoorverbinding met het achterland, voor de ontwikkeling van Vlissingen als
havenstad. De verwachtingen waren groot vanwege de goede ligging van Vlissingen
ten opzichte van de diverse belangrijke zeevaarroutes. Zowel goederen als personen
zouden via Vlissingen hun weg weten te vinden naar het buitenland, waarbij zelfs de
grote oversteek naar Amerika gemaakt kon worden. Om die reden werden op het
spoor diverse aansluitingen ontwikkeld met andere middelen van vervoer, zoals de in
het Zeeuwse eilandenrijk gebruikelijke veerdiensten.
Hoewel de ambitie van het Zeeuwse nooit helemaal waargemaakt kon worden, is de
Zeeuwse lijn vandaag de dag nog steeds een belangrijke verkeersader voor met name
Walcheren en de Bevelanden.
Ook in Zeeuws-Vlaanderen werd in die tijd gewerkt aan spoorverbindingen.
Typisch in dit geval was dat niet Zeeland en de Nederlandse overheid hier het initiatief
namen, maar de Belgen. Zij waren een groot voorstander van goede spoorverbindin
gen met Nederland en namen de ontwikkeling hiervan ter hand.
In de jaren zestig van de negentiende eeuw, dus tegelijk met de aanleg van de Zeeuw
se lijn, werden concessies uitgegeven voor de aanleg van liefst twee spoorlijnen, te
weten één van Mechelen via Sint-Niklaas en Sluiskil naar Terneuzen en één van Ter-
neuzen via Sluiskil naar Gent.
Het belang van deze sporen voor de economische ontwikkeling van Zeeuws-Vlaan-
deren was groot. Al snel na ingebruikname ontstonden er langs het spoor tal van
initiatieven om bedrijven per spoor bereikbaar te maken, zoals bedrijfsaansluitingen
(zogenaamde raccordementen) en los- en laadplaatsen, waardoor het spoor een be
langrijke rol kreeg in de aan- en afvoer van grondstoffen en goederen.
Kenmerkend is dat het personenvervoer ten zuiden van de Westerschelde pas laat op
gang kwam en steeds van geringe omvang is gebleven en inmiddels, voor wat betreft
het spoor, geheel is verdwenen.