Veranderend visaanbod
Vroeger werd er uitsluitend Noordzee-vis vervoerd met als hoofdmoot kabel
jauw, gevolgd door schol, schar en tong. In de jaren tachtig was Noorse zalm een
topper.
Ook reden er volle wagens met zeeduivel, doornhaai en roggevleugels. Die tijd komt
niet meer terug. Er werden enorme subsidies aan de vissersvloot toegekend. Groter
en nog meer power was het streven. Er werd enorm verdiend. Jan Oosterbaan weet
zich een schipper te herinneren die in één week het bedrag voor een nieuwe Toyota
verdiende. Door die ongebreidelde drift werd de kabeljauw steeds kleiner en ver
dween uit onze wateren. In hoogtijdagen kwam er 's middags op de verdeelterminal
van De Vooruit zo'n 200 ton kabeljauw binnen, ledereen vond het prima: de visser,
de transporteur en de handel. De situatie nu is zorgelijk. Jan Oosterbaan denkt dat
1977: Het eerste kantoor in Padborg Denemarken. De vis werd toen dagelijks aange
voerd vanuit meerdere havens in Denemarken naar Padborg. De gehele nacht werd
er toen geladen. De activiteiten vonden nog met plaats in een terminal maar gewoon
in de buitenlucht.
er in Nederland slechts één vismijn overblijft, dat is Urk. Misschien ook Vlissingen als
tweede.
Yerseke is voor West-Europa nog steeds het centrum van de mossel. De vissers uit
Yerseke mogen straks wellicht geen mosselzaad meer uit de Waddenzee vangen. Dat
is dramatisch! Er worden nu reeds mosselen aangevoerd uit Ierland en Denemarken.
Die worden dan in Yerseke klaar gemaakt voor consumptie, verpakt en verzonden. Dit
jaar heeft de Oosterbaan Transportgroep al 600 ladingen mosselen van Denemarken
naar Yerseke gebracht. Er komt echter een tijd dat de leren en Denen zeggen: "We
maken die mosselen zelf klaar voor consumptie en pakken ze zelf in." De Ooster-