LUooneconomie Infrastructuur Tegenwoordig onderscheiden we veel meer vormen van productie, zoals toerisme, kennis (onderwijs en onderzoek), cultuur (kunst, theater, muziek), bestuursdiensten (land, provincie, gemeente, waterschappen etc.) en zakelijke diensten. Er bestaan nog abstractere begrippen van productie, zoals het voortbrengen van rust en ruimte, niet tastbaar als productie in fysieke zin, maar wel aanwezig als bron voor allerlei creatieve product-marktcombinaties. Goederen die geproduceerd of bewerkt zijn, moeten uiteindelijk via allerlei vor men van transport hun weg naar de afnemer vinden. In dorpen en steden met grotere concentraties van afnemers ontstond - ook vroeger - altijd een markt. Hier werden de goederen verhandeld die bestemd waren voor de eindconsument. De inwoners van een gebied creëerden daaromheen met elkaar een eenvoudige 'wooneconomie'. Tegenwoordig is de wooneconomie een stuk complexer en gevarieerder. Zo maken winkels, maar ook woningbouw, onderhoudsdiensten en allerlei voorzieningen zoals scholen en zorginstellingen, hiervan deel uit. De hoeveelheid consumenten in een gebied (de bevolkingsomvang), is een majeure en bepalende factor voor economische groei. Stijgt het bevolkingsaantal, dan neemt de economische groei in een gebied toe (bij gelijkblijvende productiviteit). Daalt de bevolking, dan neemt de groei af. Modern economisch onderzoek wijst uit dat een gebied eerst bewoners moet hebben en daarna volgt de werkgelegenheid, in plaats van andersom ('jobs follow people'). Het spreekt voor zich dat knooppunten en productiegebieden een bepaalde ma teriële infrastructuur nodig hebben om producten gemakkelijk op de weg te brengen, te bewerken, te verpakken of iets dergelijks. Hoe beter de voorzieningen op dit punt zijn, des te eenvoudiger de ontwikkeling verloopt. Infrastructuur is het domein van de overheid. Overheden bepalen of zij investeren in de fysieke creatie van knooppunten (via spoorwegen, haventerminals, aanleggen van datakabels, bedrijventerreinen, het verkeerswegennet, draadloos internet en dergelijke) of in het veiligstellen van produc tiegebieden (land- en tuinbouwarealen, visserijgronden etcetera). In abstractere zin behoren het beschikbaar stellen van vestigingssubsidies, innova- tiesteun en fiscale voordelen eveneens tot de infrastructurele ingrediënten van een gebied. In de oudste tijden maakte men eenvoudig gebruik van voor de hand liggende ge schikte natuurlijke plekken in het landschap om zich er te vestigen. Met de huidige technologie kunnen we infrastructurele voorzieningen echter neerleggen waar we maar willen. Een voorbeeld daarvan is Gent. Via kunstmatig aangelegde sluizen en kanalen kan deze stad een zeehavenfunctie vervullen. In oude tijden zou daarvan nooit sprake zijn geweest: zeehavens lagen aan zee of aan de monding van grote, bevaarbare rivieren. Een ander voorbeeld van kunstmatige infrastructuur is de manier waarop overheden

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2008 | | pagina 92