De toetast van de ÜJesterschelde
ZL
De ÜJesterschelde, een jong estuarium
Jan van Mourik
Margriet Achtereekte 1
Schepen, op weg naar de Noordzee of naar één van de zeehavens in het Wes-
terscheldebekken zijn dynamische elementen in het deltalandschap en het is moeilijk
voorstelbaar dat dit in het verleden anders is geweest of in de toekomst anders zal
worden.
Toch is het Westerschelde-estuarium geologisch betrekkelijk jong.2 Nog maar een paar
miljoen jaar geleden, na de voor Europa zo belangrijke Alpine gebergtevorming, werd
door de grote rivieren begonnen met het transport van sediment van Centraal Europa
naar het Noordzeebekken, waardoor de geologische opbouw van de Rijn-Maas-Schel-
dedelta werd gestart. De geografische ligging van de kustlijn werd gedurende het
Kwartair sterk beïnvloed door de klimaatschommelingen. Tijdens ijstijden lag - door
de opslag van ijs in de poolgebieden en hooggebergten - de zeespiegel meer dan 60
meter onder het huidige niveau en viel de Noordzee droog. Gedurende warme tijden
smolt dat ijs, steeg de zeespiegel en raakte het lage deel van de delta overstroomd.
Figuur 1 toont een kaartje van de Scheldemonding in de Romeinse tijd. De Schelde
zocht zijn weg naar zee volgens de route van de huidige Oosterschelde. De ligging
van de strandwallen markeerde de toenmalige kustlijn. Het systeem van strandwallen
en duinen, dat ontstond op de grens van land en zee, beschermde het lagunaire ach
terland met overwegend veengronden voorlopig nog tegen verdere overstromingen.
IJzertijdvondsten3 uit het gebied van de toenmalige Scheldemond tonen aan dat de
Romeinen weliswaar niet de oudste bewoners van deze strategische plek waren, maar
dat zij vermoedelijk wel de eerste nederzettingen en tempels hebben gebouwd, land
ontgonnen en vanuit de haven van Orizant handel gedreven met Brittannië.4 Na de
Romeinse tijd zou veel land door hernieuwde inbraken van de zee verloren gaan.
Figuur 2 toont de topografie van de Zeeuwse eilanden in de Middeleeuwen.5 De stij
ging van de zeespiegel schreed voort en het werd nu tijd voor de mens om het land
tegen de oprukkende zee te verdedigen. Was het tot in de vroege Middeleeuwen nog
voldoende om woonhoogtes te bouwen om een veilig toevluchtsoord bij hoog water
te hebben, na 1000 AD werd bedijking noodzakelijk en begon de bevolking door mid
del van inpolderingen land terug te winnen op de zee.
Daarmee begon een interessante interactie tussen mens en natuur. Adriaanse en
Blauw gebruiken het concept van de lagenbenadering om de verschillen in ruimte
en tijd te beschrijven, waarmee veranderingen in de verschillende lagen (ondergrond,