De Kaloot als natuurreservaat en recreatieoord No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT 1855 gestichte boerderij „de Wouter" (M. A. Geuze). Die naam droeg n.l. een blok land, groot 12 Gem. 189 R; voorts waren er twee blokken, genaamd de Grote en Kleine Wouter. De Boschhoeve(Gebr. van Tilbeurgh) vinden we beschreven in 1731, evenwel niet onder die naam, maar als „de Tonge". De vorm van de landerijen was tongvormig, wat in een kaartenboek van 1833 duidelijk te zien valt. Trouwens cp de huidige kadastrale kaart is benoorden de gebouwen nog een tongvormig perceel zichtbaar. Dat we hier met een zeer oude naam te maken hebben, valt op te maken uit het feit dat in 1512 Adriaan van de Tonge door de baljuw gelast werd een „dulve" van 8 voet wijd aan de weg achter genoemde van de Tonge te delven. De naam Tonge zal in onbruik geraakt zijn en vervangen door die van Boschhoeve, teen veel geboomte het erf ging overheersen. Ir M. A. GEUZE, met medewerking van W. VAN DER PLOEG. (Slot volgt.) Wanneer een niet-Zeeuw het Jaarboekje van de Vereniging tot Behoud van Natuur monumenten in Nederland openslaat, en dan uit de bezittingenlijst tracht af te leiden of onze provincie soms rijk is aan natuurschoon, zal hij wel geen hoge verwachting krijgen van dat ene stipje midden op Zuid-Beveland, met het karige bijschrift: „Voortrappen bij 's-Gra- venpolder, 1 are. Eer een historisch- dan een natuurmonument; vier oude linden, die, naar verluidt, de zuidgrens van het Graafschap Holland aanduidden". Terwijl de Zeeuw die zijn land kent, bij het zien van datzelfde eenzame stipje zich ver baasd afvraagt: hoe is het mogelijk dat Zee land, zo rijk aan natuurschoon, zo arm aan natuurreservaten is. Moeten we in het feit dat Zeeland, wat betreft het aantal natuurmonumenten, geheel achteraan komt, een gunstig of een ongunstig teken zien? Is het zo, dat onze provincie, on danks zijn rijkdom aan natuurschoon, door de voorbeeldig gediciplineerde houding van zijn schaarse bevolking, geen bijzondere voor zieningen behoeft om de schending van dat natuurschoon tegen te gaan, of was er simpel weg geen mogelijkheid of geld om tot aankoop van terreinen over te gaan? Dan denken we onwillekeurig aan die vier op stelten staande knoestige linden, waar tussen de straatweg Goes's-Gravenpolder zich wat moet vernauwen, en vervolgens aan de ongeëvenaarde, specifiek Zeeuwse gebieden als Zwin, Sloe, Kaloot, de Zeeuwsch-Vlaamse kreken, de duinen vanaf de Belgische kust tot op Schouwen, gebieden, zo rijk aan allerlei soort natuurleven en prachtig als recreatie terrein, als oord van rust en ontspanning na het werk van de moderne mens, dat opneming in de lijst van officiële natuurmonumenten heel wenselijk lijkt. Veel te vaak wordt er gedacht dat een natuurmonument (de naam is al niet erg ge lukkig, het woord monument roept nu een maal geen behaaglijk beeld op) een soort door hoge afrasteringen omgeven en door barse koddebeiers bewaakte wildernis is, waarin alleen enkele bevoorrechten eens rond mogen dwalen, en het gros der mensen buiten dient te blijven. Is een dergelijke rigoureuze beper king van vrijheid al eens een enkele keer nood zakelijk wanneer het een gebied betreft waarin een dermate zeldzame diersoort voorkomt, dat de vrees voor uitsterven verre van denkbeeldig is, het blijft een uitzondering. Het ware doel van natuurbescherming is: brokken specifiek Nederlands landschap met alles wat daarin leeft en groeit, te behouden, niet alleen voor 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 15