16 ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i in de beperkte kring van conchyliologen, be slist vermaard. Voor het overgrote deel stammen de op de Kaloot en elders in het Scheldebekken te vinden schelpen uit het Plio- ceen, het jongste tijdperk van het Tertiair. Naar schatting zijn deze schelpen tussen 15 en 1 millioen jaren oud. Men vindt ze langs de gehele Kaloot, doch vooral op de meest zuidwestelijke punt ervan, de plaat tegen over fort Rammekens op Walcheren. Met wat geluk kan men in enkele jaren een fraaie collectie van meer dan honderd soorten bijeen zoeken, waaronder schelpjes waarvan slechts enkele exemplaren in de musea van ons land te vinden zijn. Nu is het jammer, dat we niet precies weten, waar die fossielen vandaan komen. Het gehele Scheldebekken is er rijk aan, en door de schelpenzuigers worden vaak prachtig gave exemplaren opgediept. Daar evenwel van de Kaloot geen boorgegevens ter beschikking staan, weten we niet, of de Kaloot ze zelf herbergt in de diepte, of dat ze worden losgewoeld in de Schelde en later opspoelen aan het strand. Hoewel het niet met zekerheid is te zeggen, liggen de tertiaire lagen onder de Kaloot waarschijnlijk 20 m en dieper. Vóór de Kaloot worden in de Wester-Schelde diepten tot meer dan 60 m water gepeild, zodat het zeer goed mogelijk is, dat de stroom daar de schelpen uit de tertiaire lagen los- schuurt, waarna stormen en stromingen hen op de kust werpen. Zeker is het, dat door de activiteit van schelpzuigers en de vele bommen en mijnen die in de oorlogsjaren in 't water en langs de kust ontploften, veel fraaie schelpen uit hun schuilplaatsen aan het licht werden gebracht, en dat het de laatste, in dit opzicht rustige jaren, heel wat meer inspan ning en zoeken vereist om echt mooie vondsten te doen. Het vogelleven op de Kaloot is ongemeen rijk. Het terrein is niet alleen belangrijk als broedplaats voor minder algemene vogel soorten als Dwergstern (een klein, meeuw achtig vogeltje, dat er in een 80-tal paren nestelt) en Strandplevier (ruim 100 paren), Fossiele schelpen van de Kaloot Foto Ai. F. Boogert maar vooral als pleisterplaats voor trekvogels bij hoog water. Door de hoge ligging van de schorren en de kleine duintjes, stroomt het gebied vrijwel nooit geheel onder, en dan vinden duizenden, soms tienduizenden vogels van allerlei pluimage, verdreven van hun voedselgronden elders in de Scheldemond, op de Kaloot een veilige wijkplaats. Ze slapen daar, poetsen er hun veren op, en wanneer de eb intreedt, zwermen ze in enorme vluchten weer alle richtingen uit. Het behoeft geen be toog dat de vogelliefhebber daar zijn hart kan ophalen. Het gehele jaar door, maar vooral in de beide trektijden, is het terrein een waar vogelparadijs. Behalve de zoeven genoemde Dwergstern en Strandplevier, herbergt de Kaloot een grote kolonie Kokmeeuwen en Visdieven, terwijl ik nergens een zo dichte bevolking van Tureluurs weet. Ook Scholeksters broeden er, en diverse zangvogeltjes, waarvan vooral de leeuwerik zijn frisse lied onvermoeibaar boven het bruisen van de branding doet klinken. Dat murmelend zingen van de zee als achtergrond voor het sprankelend leeuwerikslied is een der heerlijkste pcèmes symphoniques der natuur die ik ken. De plantengroei van de Kaloot wordt hier en daar wat nadelig beïnvloed door het weiden van een grote kudde schapen. In Augustus zien uitgestrekte vlakten warm paars van limoenkruid en rose van Engels gras. Dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 18