ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i moet men dan ook de gemeentelijke pogingen zien om nieuwe industrieën aan te trekken. Voor de gemeenten is dit de aangewezen methode om de stijging van het zielental binnen de grenzen op te vangen. Wanneer men de industriële bedrijvigheid gade slaat in een periode die globaal als de liberale periode bij uitstek geldt, die van 1850 tot 1900, dan neemt men grote verschillen waar. Juist in deze tijd voltrekt zich in West- Europa en ook in Nederland een volslagen economische ommekeer. De vele locale mark ten, meestal bediend door een groot aantal betrekkelijk kleine bedrijven, groeien uit tot één samenhangend marktgebied, verzorgd door grote bedrijven, die de moderne middelen der techniek toepassen en gebruik maken van de nieuwe communicatie-middelen. De bedrijfs takken, tot dan toe in sterke mate verspreid over het platteland, concentreren zich meer in de steden die gunstig zijn gelegen, terwijl het aantal bedrijven sterk daalt. De overheid laat de strijd van allen tegen allen woeden zonder de helpende hand te bieden. Vele be drijven gaan na een harde strijd ten onder, anderen verzetten met het getij de bakens: de sterksten blijven over en versterken de econo mische structuur van het land. Deze tendenz is ook in de jaren na de tweede wereldoorlog met zijn liberalisering van het internationale handelsverkeer weer actueel. De industriële geschiedenis van Walcheren laat zich op dit stramien zeer wel borduren. In de tweede helft van de 19e eeuw ziet men vele oude bedrijven ten onder gaan, terwijl enkele nieuwe en grote hun intrede in het economische strijdperk doen. Laat ons, zonder te streven naar volledigheid, zien welke hun lotgevallen zijn. Daarbij zal uiteraard de ge schiedenis niet op het jaar 1900 worden afge broken. Voorts zal niet op alle bedrijven even uitvoerig kunnen werden ingegaan. Tenslotte zal blijken dat Middelburg aanvankelijk de voornaamste vestigingsplaats is, voor welke gemeente trouwens ook de bronnen het uit voerigst zijn. Later vindt een verschuiving plaats naar Vlissingen. In 1818 telde Nederland 27 chocolade fabrieken, waarvan e'r 15 in Zeeland waren gevestigd. Middelburg telde 12 zulke fabrie ken, Vlissingen 1. De meeste waren echter slechts cacao-molens, waarin de gebrande cacaobonen werden gemalen, waarna de tot stroop gemengde cacao in tabletvorm werd gegoten. Deze vette en bittere tabletten dienden ter bereiding van chocoladedrank. Everwijn (Beschrijving van Handel en Nijver heid in Nederland, II, 1912) deelt mee dat de Zeeuwse chocolade onder het merk A tot AAAAA hoe betere kwaliteit hoe meer A's en met het Zeeuwse wapen op de ver pakking een reputatie tot ver over de grenzen verwierf. In „De Familie Kegge" spreekt Hildebrand van „een mooie partij Zeeuwsche chocolade van duizend A's". Als reden voor de vestiging in Zeeland geeft Everwijn op: het was de Zeeuwsche admiraal Crynsen, die Suriname veroverde en Zeeland daardoor een overwicht in die kolonie verschafte, ter wijl Aersen van Sommelsdijk en Van de Perre aanzienlijke Zeeuwsche plantagebezitters wa ren, die door de cultuur van cacao en een vrij sterk monopolie van rechtstreekschen handel op Zeeland, in dat gewest de chocoladenijver heid in het leven riepen". De tabletten en de eveneens geproduceerde zoete consumptie chocolade hadden beiden echter het euvel dat het grote vetgehalte (ongeveer de helft van het gewicht was vet) voor veler maag be zwaarlijk was. De revolutionnaire uitvinding van Coenraad Johannes van Houten in 1828, waardoor het vetgehalte bijna werd gehal veerd, betekende dan ook dat de afzetmoge lijkheden, althans voor het verbeterde pro duct, sterk stegen. Aldus werden al spoedig de Zeeuwse tabletten van de markt ver drongen, welk proces nog werd versneld door de invoering van de stoommachine. In de tweede helft der 19de eeuw ziet men dan ook 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 20