No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
de Zeeuwse bedrijven geleidelijk verdwijnen.
In 1857 bevonden zich in Middelburg nog 3
„chocoladefabrieken" met 8 arbeiders in
totaal; Vlissingen had in 1871 nog een stoom-
chocoladefabriek. Lang hebben deze firma's
het niet meer uitgehouden.
De katoennijverheid was omstreeks 1850
goed op Walcheren vertegenwoordigd. Ko
ning Willem I had in 1824 de stoot gegeven
tot oprichting van de Nederlandse Handel
Maatschappij, die de koloniale handel en de
moederlandse industrie beoogde te stimuleren.
Hiervan profiteerde ook de katoenindustrie,
zodat enkele Belgische fabrikanten zich in
Twente vestigden, waar de lonen laag en de
gronden goedkoop waren. Men fabriceerde
ongebleekte witte katoenen stoffen, zgn.
calicots. De Indische bestellingen namen nu zo
toe, dat een deel der orders moest worden uit
besteed bij loonweverijen. Deze werden
meestal gevestigd in de omgeving van steden,
die koopvaardijschepen op Oost-Indië uit
rustten. Zo werden in Zeeland door de firma
Salomonson overeenkomsten afgesloten met
enkele gemeentebesturen teneinde bij wijze
van werkverschaffing door armlastigen cali
cots te doen weven. Zulke armenfabrieken
waren gevestigd in Middelburg, Arnemuiden,
Vlissingen, Westkapelle, Veere en Domburg.
Zij gaven in 1841 werk aan 318 mannen en
155 vrouwen. In de jaren 1850 expireerden
echter de lijnwaadcontracten, die een over-
heidsgarantie op verlies voor de N.H.M. in
hielden. Geleidelijk ging de N.H.M. zich nu
terugtrekken. De risico's werden aanvankelijk
nog opgevangen door tewerkstelling van meer
vrouwen en kinderen. In 1869 werkten dan
ook in bovengenoemde weverijen 149 mannen,
289 vrouwen en 27 kinderen. De oprichting
sinds 1852 van stoomweverijen versterkte nog
de uitschakelingstendenz. De in deze jaren in
zijn gestie vrijere industrie concentreerde zich
meer en meer en profiteerde van de gunstige
wereldconjunctuur en de verkeersverbeteringen
in Overijsel. De zwakke Walcherse kasplanten
stierven af in de kille wind van het vrije
economische stelsel. In 1864 werd b.v. de
weverij van Arnemuiden, in 1S68 die van
Vlissingen geliquideerd.
Alleen in Middelburg had Walcheren in de
19de eeuw zijn sigaren- en tabaksindustrie.
Oorspronkelijk was de tabaksbewerking in
Nederland gevestigd als trafiek, d.w.z. als
veredelingsindustrie ingeschakeld in het han
delsverkeer van de stapelmarkt. Zodoende
bevonden zich in veel havenplaatsen tabaks-
kerverijen, snuifmakerijen en bedrijven waar
pruimtabak werd bereid. Eerst in 1826 werd
in Kampen de eerste sigarenfabriek opgericht.
In i860 bevond zich volgens het gemeente
verslag in Middelburg een sigarenfabriek van
Le Nobel Zoon (opgericht in 1856) met 120
arbeiders. Deze zag in die jaren zijn afzet
sterk vergroot want deze fabriek had vier
jaar te voren nog maar 23 arbeidskrachten.
Voorts waren er in '1857 5 kleine tabaks
fabrieken n.l. van F. J. Tak, Wed. v. d. Graft,
J. Boudewijnse, A. J. Haman en H. Bosselaar
met in totaal 10 arbeiders. Het verslag van
de Kamer van Koophandel vermeldt voor
1873 de twee voornaamste sigarenfabrieken
met 50 arbeiders. De bloei van de tabaks
nijverheid heeft hiermee zijn hoogtepunt
overschreden. Voor 1874 wordt in het verslag
van de Kamer nog opgenomen „Sigaren
fabriekanten waren acht in getal, van wie
één met 20 knechts". De latere verslagen
van dit orgaan maken van deze bedrijfstak
geen melding meer. In 1906 gaf hij dan ook
nog slechts aan enkele arbeiders werk. Het
leeuwendeel der productie werd aan het
begin der 20ste eeuw verzorgd door betrekke
lijk weinig groot-industriëlen, die de tekenen
des tijds hebben verstaan en die zich grote
investeringen hebben getroost om hun fabrie
ken op de meest moderne wijze in te richten.
De margarine-industrie vertoont op Wal
cheren een soortgelijk beeld. Het product was
in 1869 in Frankrijk uitgevonden als gevolg
19