ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i bedrijf van Zeeland ongeveer 4400 man per soneel, terwijl het in 1949 ongeveer 94 millioen aan lonen uitbetaalde. In dit verband is het interessant nog te wijzen op het Prins Hendrikdok te Middel burg, dat op 30 Juni 1876 werd geopend als voltooiing van de aanleg van spoorweg-, kanaal- en havenwerken te Middelburg en Vlissingen in 1872. Dit droogdok was het eerste Nederlandse zgn. „opzettingsdok". In de raadsvergadering van 15 Juli 1874 was besloten dat de gemeente Middelburg 50.000,subsidie zou verlenen aan de hierop betrekking hebbende plannen van bovengenoemde rederij Van Zeylen Dekker. Dit besluit, de eerste steenlegging en de vol tooiing gingen gepaard met grote festiviteiten. De verwachtingen waren echter wel wat te hoog gespannen, immers de techniek ontwik kelde zich zo snel en de werven te Middelburg gingen zo achteruit, dat reeds in 1927, 51 jaar na de opening, het laatste schip de lichte kruiser De Ruyter werd opgenomen. Intussen was het dok in 1893 in erfpacht op de Vlissingse scheepswerf „De Schelde" over gegaan. Op de hoek van de Maisbaai te Mid delburg liggen nog steeds de roestige resten van de Bateau-port, die „De Schelde" in 1936 liet vervangen door de huidige Beatrixbrug als compensatie voor het voortijdig beëindigen van het erfpachtcontract met de gemeente Middelburg. In 1874 werd te Middelburg een steen bakkerij opgericht door de aldaar gevestigde Nijverheidsvereniging aan de oude haven (Nieuwlandse Weg), welke in 1881 en 1883 belangrijk werd uitgebreid. Deze vereniging oefende voorts de garnalenvisserij uit en ver huurde en verkocht o.m. huizen. In 1883 werden 550.000 stenen geproduceerd. In 1879 werd een tweede steenbakkerij door de heer FakBrouwer te Middelburg opgericht onder Nieuwland, de steenbakkerij Suzanna-Jo- hanna, die reeds direct straatstenen leverde voor de weg van Middelburg naar Vlis singen. Deze werkte met 18 tot 32 man met een productie-vermogen van 3.000.000 stenen per jaar, waaronder ook gele siersteen, die op tentoonstellingen verschillende prijzen behaalde. De Zeeuwse klei bleek goede harde steen te leveren. In 1885 echter bezweek de Suzanna-Johanna reeds onder de overpro ductie en de Belgische concurrentie. De andere steenbakkerij wist deze crisis nog te over leven. In 1920 werd ook hij geliquideerd. In 1889 werd aan de Oostzijde van het kanaal door Walcheren door de firma Wed. J. H. C. Kakebeeke Gz. uit Goes een stoom walsenmeelfabriek opgericht. Eeuwenlang werd de tarwe tot meel vermalen in water en windmolens. Zo had b.v. Middelburg in 1875 nog 4 wind-korenmolens (W. de Troye, J. Minderhout, A. en T. Michielse) die tot het kleinbedrijf behoorden. De meeste dorpen en steden hadden trouwens molens, waar men zijn eigen graan in loon liet malen. Ter wijl in Duitsland en Frankrijk in 1825 en 1826 de eerste stocmgraanmolens werden op gericht, verhinderde de accijns op het gemaal de opkomst van de meelindustrie ten onzent. In 1851, het begin van het liberale tijdperk, werd deze accijns afgeschaft en spoedig ver rezen.er in vele Nederlandse steden ook stoom- meelfabrieken. Tussen 1870 en 1880 telde men er niet minder dan ruim 80. Na verbetering van de aandrijving was toen de verbetering van de arbeidsmachines zelf aan de orde: de vlakke maalstenen werden door ijzeren walsen vervangen. Bij dit procédé ontstonden door ge leidelijke afschilfering zemelen, grind en gries (bastbestanddelen) en tenslotte de bloem, die niet meer behoefde te worden gebuild. Everwijn spreekt in 1912 over „het wittebrood uit de steden", dat daarmede zijn intrede doet. Geen wonder dat ook hier door de hoge kapitaal investeringen een sterke concentratie van be drijven plaats vond. Het valt dan ook op, dat deze meelfabrieken aan een betrekkelijk klein aantal arbeiders emplooi geven. In 1916 werd 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 24