(gebruiken en gewoonten in Zeeuwsch-Vlaanderen No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT plaatsje, telde in 1947 ongeveer 850 mensen in industriële beroepen, die voornamelijk in Vlissingen werkzaam waren. Het totale aantal inwoners van deze streek was in 1870 28000 terwijl de rest van de gemeenten op Wal cheren 15.700 zielen telde. Voor 1949 waren deze cijfers resp. 48.000 en 22.400. Deze ver schuivingen demonstreren de ontwikkeling duidelijk. Drs M. C. VERBURG 1 Als Prof. Schrijnen in zijn interessante „Ne derlandse Volkskunde", het heeft over het volkslied, en constateert dat zoveel is ver loren gegaan, dan merkt hij op, dat de elven vluchten voor het uitbundig gelui der klokken en het loeiende gegier der sirenes. Van al het moois, dat de volkskunst van de Middeleeuwen voortbracht is zo ontstel lend veel verloren gegaan, nadat de Renais sance de sterk individualistisch-georiënteerde cultuurkunst bracht. Ook de folklorist ervaart voortdurend, dat hij een verzamelaar is van kostbare resten; een strandjutter, die naarstig zoekt naar vreemde, vaak exotische dingen, die zijn fan tasie aanspreken en bouwstoffen leveren, die hem in staat stellen met zeer veel tact te re construeren. Je loopt door een grote stad door een ba nale straat vol luidruchtige étalages en stijl loze huizen. Plotseling word je getroffen door een oud poortje, dat de eeuwen heeft getrot seerd. Niets zeggende gevels staan er naast gebouwd, maar het poortje bleef. Je denkt de omgeving weg, je speurt in archieven en je vindt een afbeelding, die het poortje zijn le vend relief geeft. Zo was het, vroeger! Dezelfde ervaring doe je geregeld op, als je gebruiken en gewoonten van een streek onder de loupe neemt, als je zoekt en speurt naar restanten uit een tijd toen de volksverbonden heid, de dorpsgemeenschap, nog zó sterk was, dat de behoefte bestond om bij feestelijke en droeve gebeurtenissen, gezamenlijk uiting te geven aan wat het hart voelde, in spel en lied en dans. Want de volksgebruiken ontstaan in een tijd, waarin eenzelfde zaak, eenzelfde ge beuren op een belangrijk deel van een volks groep eenzelfde indruk maakt. En maar al te vaak is deze gemeenschapsidee in de moderne maatschappij zoek. Daar komt nog bij, dat de natuurlijke ge bondenheid: mens-natuur-bovennatuur, door de gespletenheid van de moderne maatschap pij, door de geperfectionneerde techniek, die de natuur in een enkel moment tracht af te dwingen, waar anders jaren voor nodig zijn, volkomen uit zijn evenwicht is geraakt. Wanneer we dan ook een verhandeling schrijven over volksgebruiken in Oost- Zeeuwsch-Vlaanderen, dan moet men dit zó verstaan, dat we folkloristische sprokkels ge ven, die een product zijn van mondelinge en schriftelijke enquêtes, die we in de loop der jaren hielden, met de bedoeling om vast te leggen wat onlangs nog was of wat hier en daar ook nog bestaat! 1. Gebruiken in verband met de seizoenen. Het is te begrijpen dat speciaal de folklore van het platteland rijk is aan restanten op dit gebied. De mens die zijn kost verdient in de moeizame bewerking van de aarde, die het zaad toevertrouwt aan de rulle grond, voelt zijn sterke afhankelijkheid van wind en weer; vooral vroeger was dit het geval, toen een misoogst hongersnood betekende en grauwe ellende. Vooral de komst van de Mei werd door onze voorouders met bijzondere vreugde ge- 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 27