No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT te Nieuw Namen gewoonte was. Te Hoek was dit gebruik zeer in trek. Als de Mei in het land was, trokken de jongelui de akkers over: ze namen een fles jenever mee, hielden een vergadering op rechtstaande eg en namen alle houtwerk mee, dat ze vonden. 2. Gebruiken in verband met het boeren leven. Als de zomer over de golvende korenvelden hing en het graan te stoven lag en de aren rijpten, was er in onze polders druk werk. De pikkers kwamen en sloegen het koren neer. De bindsters bonden de garven en zetten ze tot „stuiken". Het bonte landleven sloeg een golf van schoonheid over ons land, door Breughel zo meesterlijk gegrepen in zijn gevoelige penseelstreken. Als het laatste voer tarwe de schuur werd binnengebracht, onder het vrolijk gezang der jeugd, die een met papieren knipsels getooide wilgentak op de wagen ophield welke tak boven de dorsvloerdeur in het strodak van de schuur werd gestoken gaf de boer nog diezelfde avond aan de arbeiders een tractatie van reuzelkoeken, eigen gebak en extra sterke koffie. Bij het naar huis keren gaf hij ieder der gasten een met ruime gulheid gevulde zak van zulke koeken mee, voor moeder de vrouw en de kinderen thuis. In sommige gemeenten bestond de tractatie niet in reuzelkoeken maar in z.g. dikke koeken of krenten- en rozijnenbrood, dat de gasten in warme zoete melk brokkelden, vermengd met gesmolten boter en dan opsmulden Men spreekt ook wel van „oestwafels" (oest2) oogst). Op sommige plaatsen was het de gewoonte om slijtpapop te dienen, als het te velde verkochte vlas geleverd was. Op Sinte Maarten (n November) bakten de boerinnen „Sinte Meertenwafels". Oudtijds gingen bij de Protestantse boeren op die datum de knechten uit de huur, die inging op 15 Februari of „half korte maand" en als af 2) Vgl. A.B.N. noest (zo ijverig als in oerf(tijd). scheidsmaal of „fooie" werden dan zachte wafels voor hen opgedist. Bleef de boeren knecht bij dezelfde baas, dan ging hij toch acht dagen „wandelen" (vacantie!). In het land van Hulst is „boerenmaandag" (de eerste Maandag in Januari) nog altijd een feestdag en jong en oud trekt naar Hulst om te feesten en te dansen. Deze feestdag hield verband met het in huren van meiden en knechten. Op 1 Januari werd gevraagd aan de dienstbaren of ze bleven. Was het antwoord bevestigend, dan kregen ze van de baas of bazin de z.g. huur penning; die diende als zakgeld voor de „boerenmaandag", waarop allen vrijaf kregen. Op 1 Mei liep de huur af en op 3 Mei ging ze terug in. Vele gebruiken, verband houdende met de landbouw zijn verdwenen of liggen op de stervenssponde. Waar vroeger de machtige spieren van de sterke paarden de blinkende ploegen door de stugge vette klei trokken, stinkt het nu naar olie en benzine en davert de tractor met zijn monotoon geronk. Het leven te lande schrompelt ineen. Het ge slacht der boerenarbeiders is stervende. Zake lijkheid, efficiency zijn de slagwoorden die ook dit leven beheersen. Een stuk arbeids vreugde en folklore wordt er door gedood. Onze tijd eist de techniek, de uitgekiende werkmethode, die zo weinig mogelijk mensen inschakelt. Maar de natuur blijft mooi en het landschap rijk in afwisselende aspecten. Dat verdwijnt gelukkig niet! Het getuigt van een foutieve folkloristische instelling, als men op kunstmatige wijze oude gebruiken wil herstellen. Ze ontstaan orga nisch en verdwijnen eveneens zo! Drs LOUIS LOCKEFEER N.S. In een vervolgartikeltje zullen we be handelen: 3. Het zingen op feestdagen. 4. Rond liefde en dood. 5. Het oude verenigingsleven: resten der gilden. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 29