BOERDERIJNAMEN OP THOLEN (SLOT) No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT voor het vraagstuk van de Belgische arbeids krachten een groter wcningcontingent een ver eiste. Om in dergelijke gevallen te voorzien is een speciale reserve uitgetrokken. Wanneer men bedenkt, dat de industrie in Zeeland in 1909 relatief 60 van de betekenis had die dit middel van bestaan toen voor heel Neder land had en dat dit percentage in 1947 reeds 75 was bovendien dat de belangstelling van de industrieëlen voor Zeeland verheugend groot is dan is wanhoop zeker niet op zijn plaats. Men zou haast optimistisch worden en zeggen: de deur staat reeds open. Drs M. C. VERBURG In 1619 vinden we beschreven een hoefje dat op een kaartje van de legger der wegen en voetpaden van vóór 1843 als Luizeknip (C. A. de Hond) wordt aangegeven. Op het kaartje zijn de Hollaere en Van-Haaften polder namelijk niet afgedrukt, doch met pot lood bijgetekend. Het zullen wel boze tongen geweest zijn, die eertijds een weinig hygiëni sche bewoner met een dergelijke naam voor het bedrijf hebben opgescheept. De Luizeknip is in de eerste helft van de 18e eeuw ontstaan uit de samenvoeging van twee kleine hoefjes, één van 1 Gem. 30 R en één van 1 Gem. 75 R, totaal 2 Gem. 105 R, waarbij de gebouwen op het eerste hoefje verdwenen. Kraaiekot(Wed. L. M. Gunst) een klein een transpcrtacte van 1632 genoemd als Swanencot. De Duivenkeet en het Swanencot zijn namen, voortvloeiende uit rechten van de Ambachtsheer. Het houden van zwanen en van duiven was een z.g. ambachtsgevolg, slechts toegestaan aan hen die in de parochie 100 Gemeten, resp. 200 Genieten Ambachts hadden. Landerijen van de „Bagijnhoeve" (H. v. Gorsel) worden vermeld in 1578: „onder ont- fanck van landen Ste Margriete Clooster te Bergen op Socm". 't Was in de tachtigjarige oorlog met zijn godsdienststrijd. In 1582, waarschijnlijk beducht voor verbeurdver klaring, hebben de bagijnen geprobeerd de landerijen clandestien te verkopen. We lezen althans „alsulcken land gelegen in Oud- Vossemeer als de Bagijnen van Ste Margriete Clooster tot Bergen vercocht hebben, met ge- croont, doch vercocht aan Pauwel Jans, die 't niet ontfangen wil mits goede borgen voor 't vrije besit". En enige tijd later wederom: „Pauwel Jans Vlaminck wil lant niet ont fangen." Jans nam in onzekere tijden ook liever het zekere voor het onzekere. In 1633 wordt er gesproken over „landen, genaemd Bagijn hoeve" waaruit blijkt, wat we te dier tijd steeds in 't oog moeten houden, dat hoeven ook enkel uit landerijen kunnen bestaan en er nog geen gebouwen bij hoeven te zijn. Waarschijnlijk heeft Raadsheer Mr Daniël Ockersse, Raad en Schepen van de stad Zierik- zee, op het bagijnenland een hofstede doen bouwen. In 1666 reeds had deze landerijen in die hoek van de Oud-Vossemeerse Polder, ter wijl zijn zoon Mr Cornelis Ockersse in 1723 beslag deed leggen op de boereninspan van Isaak Lameer, die pachter was. „Kraaiekot" (Wed. L. M. Gunst) een klein bedrijf, wordt in 1592 beschreven gevonden. In het register van Plechten (hypotheken) van 1761 treffen we voor het eerst de naam, als we lezen: „Van ouds genaemd het Kraaijen- kot". Het achtervoegsel „kot" slaat meestal op een kleine boerderij; de woorden „keet" en „keuterboer" zijn van dezelfde stam. In 1929 werd aan de Roolandse weg nog een nieuw kleiner bedrijf gesticht, de Hoeve Elisabeth" (W. v. d. Weele), ongeveer tegen over de plaats van een voormalige hoeve Dijk- zicht, welke nog op het kaartje van 1850 in de Gemeente-atlas van Kuiper voorkomt. 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 11