ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i prozaïsch, doch naar de ligging zeer juist ge noemd „Westhoef" (S. J. Polderman, J. G. Polderman), Middelhoef(Gebrs. van En gelen, M. K. van Nieuwenhuijzen) en Oost- hoef'(W. J. van Engelen). Dergelijke bena mingen zijn in jongere polders meerdere malen gebruikt; zo b.v. in de Bathpolders, waar men Westhof, Middenhof en Zuidhof heeft. In de Van-Haaftenpolder tenslotte staan twee boerderijen. De „Mariahoeve" (L. J. v. d. Zande) is van 1903 1914 bewoond geweest door wijlen A. A. van Nieuwenhuijzen, die de boerderij naar zijn echtgenote noemde. De naam van de hoeve „De jongste Dochter" (J. A. v. d. Linde) zou volgens de volksmond betrekking hebben op de jongste dochter van de indijker, de heer A. M. van Haaften. Tenslotte willen we de lezer nog opmerk zaam maken op het feit dat geen enkel van de geslachten van de vroegere pachters van de behandelde boerderijen thans nog als bewoner voorkomt, hetgeen eens te meer kan bevestigen dat in het poldergebied van Nederland het grondgebruik onder de historische verhou dingen weinig zekerheid bood. Ir M. A. GEUZE met medewerking van W. VAN DER PLOEG Het eiland Orizand en de veranderingen aan de noordelijke oever van Noord-Beveland1600-1800 De stormvloeden van 1530 en 1532, die heel Noord-Beveland, het land van Reimerswaal en andere gebieden overstroomden, hadden Zeeland zware slagen toegebracht. Herstel werd belemmerd door de slechte economische toestand en de troebelen in de tweede helft van de 16e eeuw. Eerst toen de oorlogskansen ten gunste van de Republiek gekeerd waren, vooral na de beroemde „tien jaren", werd de landaanwinning krachtig ter hand genomen. Grote kapitalen werden in (her)bedijkingen ge stoken, want grondbezit was in die tijd nog steeds één van de voornaamste beleggings objecten. Noord-Beveland was al die tijd „drijvende" geweest en op het oude land lag nu een flinke laag slib, doorkruist van diepe kreken. In de jaren negentig van de 16e eeuw was een flink gebied rijp voor bedijking. Na lange onder handelingen werd door de Staten van Zeeland 5 April 1596 aan „Mevrouwe de Gravinne van Hohenloo"1) definitief octrooi tot „indijckinge van Noortbevelant" verleent, die haar beslag kreeg in 1598. De meer dan 4000 gemeten grote Oud-Noord-Bevelandpolder was hiervan het resultaat. Drie jaar later werd opnieuw octrooi verleend aan Graaf Philips van Hohenlohe „raeckende Worezande" (12 en 14 November 1601). Het volgende jaar werd het oostelijk gedeelte van Orizand (Worighe- sant) bedijkt. Dit boogvormige „eiland" dat, gescheiden door de stroom het Faal, de noord zijde van Noord-Beveland omsloot, was nooit bedijkt geweest en behoorde eigenlijk niet tot Noord-Beveland, maar tot het gebied ten noorden van de Ooster-Schelde (kortweg Be oosten Schelde genoemd). Het bestond uit duinen, buitengronden, schorren en slikken. 16 Sept. 1606 was er in de vergadering van de Staten van Zeeland een discussie over de kwestie of Orizand nu deel uitmaakte van het gebied van de rentmeester Beoosten of Be westen Schelde -). De rentmeester Bewesten Schelde De Vroe was van mening, dat de loop van de Ooster-Schelde bewees dat Orizand tot het gebied Bewesten Schelde gerekend moest worden. Als plaats voor de verpachting van de consumptie werd het pas gestichte Colijns- plaat aangewezen. Om zijn samenhang met Noord-Beveland volgt hier de trieste ge schiedenis van Orizand. In October 1600 kwam de landmeter Symon 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 14