(gebruiken en gewoonten in Zeeuwsch-Vlaanderen ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 3. Het zingen op feestdagen. In de betrekkelijk primitieve samenleving van de Middeleeuwen, die bovendien zeer christelijk was georiënteerd, hechtte het leven door het jaar zich vast aan regelmatig terug kerende feestdagen, die even zoveel mijlpalen waren in de tredmolen van het dagelijks be staan. Van de grote kerkelijke feestdagen was het vooral het Kerstfeest, dat de ziel en het ge moed van het volk greep. Wanneer we het „Devoot ende profitelyck boeckxen" 1) door bladeren, dan treffen ons het groot aantal kerstliederen, die trouwens een belangrijk deel vormen van de zeer oude liederenschat en van de nieuwe bloei, die het Geestelijk Lied be leefde onder invloed van de Moderne Devotie en de Observantenbeweging. In de folklore vinden we nog sprokkels van het zingen langs de huizen op kerstavond. Van de liederen die in Zeeuwsch-Vlaanderen langs de huizen dreunden, raken er vele in vergetelheid. Ik noteerde er een paar, die al jarenlang van ouder op kind overgingen: Vrouwke mag ik 'ns zingen? Ge weet dat ik het kan. 'k Heb een huiske vol mee kinderen En een dutske 2) van 'ne man. En verder: Kerstavondje, kerstavondje, Geef mij 'ne nieuwen hoed, Mijnen ouwen is versleten, Mijn moeder mag 't nie weten Mijn vader mag het niet klappen Of 'k zal hem (de koekepan) tegen z'n oren lappen. 3) Uitgave D. F. Scheurleer, Den Haag, 1889. 2) Dutske sukkelaar. Etymologisch verwant aan dutsen, een intensief van dutten. II Geen verheven poëzie, die eenvoudige volks kunst, maar guitig, humoristisch en ingesteld op de giften die de zangers bij hun zeer sober inkomen meestal best konden gebruiken, om de feestdagen enigszins royaal te kunnen vieren. Want: Op kerstavond is er geen vrouwke zo erm Of ze maakt er heur panneke werm! Dit werd ook gezegd op Oudejaars- en Drie koningenavond en op Maria Lichtmis. Het oudejaarsavond-zingen was tot enkele jaren terug zéér populair. Een typisch Vlaams gebruik, enigszins te vergelijken met het Sinte- Maarten-zingen in Limburg. Het was zeer al gemeen en de ganse jeugd deed er aan mee. Zeer populair waren de volgende liedjes: Op enen Nieuwjaarsavond Dan sloeg de bakker z'n wijf Al met 'nen heten klipper Zodanig op d'r lijf. De klipper, die brak, De vrouw, die sprak De man liep naar den oven Om patatten te stoven. Zijn vrouw die liep hem achternaar, 'k Wens je een goed zalig Nieuwjaar. Gestoofde aardappels waren bij onze voor ouders al een heel feest! En dit: Nieuwejaarke zoete, 't Verken heeft vier voeten, Vier voten en ene stert, Is da gene nieuwjaar werd! De mooiste liederen horen tot de Drie koningenkring. Rond Driekoningen en in het octaaf van dit feest kwamen de volkse Drie koningen de huizen langs, zoals Félix Timmer mans ze schildert in „En waar de Sterre bleef stille staan" en Streuvels in het „Kerstekind". Ik noteerde het volgende lied, dat onge- 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 20