ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 gehad heeft. Met de sleutel wordt namelijk de ossenwei opengemaakt, die bestemd is voor ongetrouwde personen van 3040 jaar. In sommige plaatsen was het de gewoonte, als een meisje na een langdurige verkering, toch met een ander trouwde, de vroegere minnaar een grote pop thuis te bezorgen. Soms ook werd er zand of lemen 4) gestrooid van huis naar huis. Bij boerenbruiloften werd in „het vierde" een braadvarken klaargemaakt; een klein varkentje, dat geslacht wordt en met een oranje-appel in de bek wordt opgediend. Overblijfselen van het begrafenis-ritueel zijn er practisch niet meer. Vroeger werden bij de katholieken de over ledenen op een boerenwagen, waarop vrouwen gezeten waren, naar de kerk gebracht. Aan het hek van de boerderij, waar iemand „in lijken" lag, werd een bosje stro gelegd: bij een man links, bij een vrouw rechts van het hek. Dit' schone gebruik was vroeger algemeen in Vlaanderen. Ook Gezelle herinnert er aan in zijn Kerkhofblommen: „Een overgroot neerliggend strooien kruis, wordt in Vlaanderen te lande aan het sterfhuis gelegd om de voorbijgangers te verwittigen dat er in huis een lijk is, en hun een gebed te vragen. Hier is het gevormd door vier bussels stroo, in volle lengte, de toppen op elkaar ge legd, en een steen op 't kruispunt. In andere streken is het kruis minder groot, en vaster van maaksel. Kleinere strookruisen werden op de lijkvaart meegevoerd, en onder gebeden aan de hoeken der straten neergelegd, een verkris- tehjkt overblijfsel van een heidensch volksge bruik, in verband met geesten, die op kruis straten zouden terugkeren" 5). 5. Resten der gilden. Van het machtige gildewezen, dat in de late 4) Lemen afval van gezwingeld vlas. 5) Jubileumuitgave van Gezelle's volledige werken, II Kerkhofblommen, blz. 214 (aantekeningen van A. Walgrave en Dr Allossery). Middeleeuwen zo'n enorme invloed heeft uit geoefend op ons volksbestaan en zijn stempel onuitwisbaar heeft gezet op de geestelijke structuur van die tijd, vinden we nog enkele schamele resten. Dat hier de gilden zeer sterk verbreid zijn geweest, blijkt uit de talrijke verenigingen, die nog de naam van guide gilde) dragen. Op het eind der zeventiende eeuw telde Hulst b.v. nog een twintigtal gilden, die „yeder hun Overdeecken uyttet Collegie van Wette of Schependom deser stadt hebben, aen wie alle voorname saken het Gilde aengaende en binnen 't jaar voorvallende, werden over gebracht en bij den selven daer in voorsien"6). Het schutterswezen is zeer sterk verspreid geweest in Zeeuwsch-Vlaanderen en aan dit zeer interessante onderdeel der gilden hopen we mettertijd een apart artikel te wijden. Het gaaischieten is nog steeds een sterk levend volksgebruik. Vroeger hadden we b.v. op St. Jansteen het „pijpengulde", dat ieder jaar op de „teerdag" door het dorp trok, met een lange Goudse in de mond. Ook het „duivengulde" liet zich op de jaar lijkse feestdag niet onbetuigd en marcheerde met een verlichte uitgesneden duif in een bakje, de straten door. In deze verenigingen ook in sommige muziekgezelschappen leven nog de oude namen: koning, bode of knaap, die aan vroegere tijden herinneren. Het oude schippersgilde van Nieuw-Namen heeft wel het langst zijn oorspronkelijk karakter bewaard. Op het eind der vorige eeuw, toen het vissersbedrijf nog vrij winst gevend was, vierde het schippersgilde jaarlijks zijn groot feest op Sinte Michiel. Voorop mar cheerde de „kude" gids, verbastering van guide), 's Morgens ging men ter kerke en daarna werd de optocht gehouden. Op praal wagens stelde men het vissersbedrijf voor. G) Beschrijving van de Stadt Hulst door Jacob van Lansberghe, Rotterdam 1692, blz. 224 en 225. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1950 | | pagina 22