No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Limburg 19021910 stijgend vesti
gingsoverschot;
19101933 vestigingsover
schot 2700;
1933 1939 vertrekoverschot
4500.
Van de 112.271 personen, die per saldo van
1880—1940 uit Zeeland vertrokken (de vesti
ging bedroeg 764.440, het vertrek 876.761)
vertrokken er respectievelijk uit:
Schouwen-Duiveland 15.262 (13,6 38.968
Tholen en St. Philipsland 13.090 (11,7 30.788
Walcheren 17.878 (15,9 85.454
Noord- en Zuid-Beveland 28.599 (25>5 °Zo) 89.867
West Z.-Vlaanderen 15-917 (14,2 42.507
Oost Z.-Vlaanderen 21.52s (19,1 79.174
Totaal 112.271 (100 366.758
De cijfers in de laatste kolom geven aan
hoeveel mensen in Zeeland zouden wonen in
dien vestiging en vertrek elkaar in evenwicht
hadden gehouden, ongeacht het dan te ver
wachten grotere geboorteoverschot.
Het is a priori te verwachten, dat het grotere
vertrek de provincie vooral draineert van zijn
jongere leeftijdsgroepen. Juist deze zijn het
meest mobiel. Uit een berekening voor Goes,
gemaakt door de Provinciale Planologische
Dienst voor Zeeland en het Economisch Tech
nologisch Instituut voor Zeeland bleek dat
rond 75 van de migrerende bevolking be
hoort tot de leeftijdsgroep van o30 jaar!
Men zie b.v. de cijfers in de volgende tabel.
De groep o30 jarigen loopt in Zeeland
sterker in betekenis terug dan voor geheel Ne
derland het geval is. De Zeeuwse bevolking is
dan ook relatief sterk verouderd.
Procentuele samenstelling van de bevolking
naar leeftijdsklasse voor Zeeland en het Rijk.
1909
1920
1930
1947
Zld.
Rijk
Zld.
Rijk
Zld.
Rijk
Zld.
Rijk
0-30
59.8
60.1
57.2
58.9
53.9
57,2
49.6
53.7
ouder dan 30
40.2
39.9
42.8
41.1
46.1
42.8
50.4
46.3
Hier naderen wij de verklaring van de lage
geboortecijfers in Zeeland. De huwelijks
vruchtbaarheid is in onze provincie sneller ge
daald dan in de overige provincies (uitge
zonderd N.- en Z.-Holland). Omstreeks 1875
was het geboortecijfer in Zeeland het hoogste
van ons land. Omstreeks 1940 was dit op
Noord-Holland na het laagste. In de volgende
grafiek zien wij de relatieve ontwikkeling.
De verwantschap met de beide Elollanden met
zijn grote steden en daardoor lage geboorte
cijfers is in dit geval welhaast een demogra
fisch ziekteverschijnsel.
Zoals gezegd zullen deze verschijnselen de
bevolkingstoeneming ongunstig beïnvloeden.
De natuurlijke bevolkingsaanwas van Zeeland
zal ongetwijfeld relatief achterblijven bij die
van andere gewesten. In hoeverre dit natuur
lijke accres zal worden geabsorbeerd hangt
uiteraard af van de ontwikkeling der wel
vaartsbronnen. Uit de gegevens van de volks
telling van 1947 valt met behulp van de
sterftecijfers te berekenen, dat op 1 Januari
1965 in
Groningen
21.500
Friesland
22.500
Drente
20.500
Overijssel
40.500
Gelderland
61.000
Utrecht
27.000
Noord-Holland
73.000
Zuid-Holland
110.000
Zeeland
9.000
Noord-Brabant
92.000
Limburg
55.000
Nederland
532.000
meer vrouwen van 20 jaar en ouder zullen
wonen dan op 31 Mei 1947, ongeacht de te
verwachten migratie-beweging. De laatste kan
de zaak voor ons gewest alleen maar ongun
stiger maken. Dit verschijnsel sluit ongetwij
feld een cumulatief element in zich, aangezien
1) Ontleend aan „Eerste resultaten van een statisti
sche analyse van de loop der bevolking in Nederland"
door Drs T. van den Brink. Uitgave Instituut voor
sociaal onderzoek v/h Nederlandse volk.
35