De ontwikkeling van de boerderij in het Zeeuw se landschap ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 een week oud, zijn verstoken van alle nieuws, komen dikwijls niet uit de kleren omdat op ieder tij gevist moet worden, en houden de ge vangen bot levend in een beun of in kisten onder water. Dan is er de weervisserij, welke met behulp van takkebossen in V-vormige fui ken in het water geplaatst, wordt bedreven, echter hoofdzakelijk door Bergenaren. Er be staat een seizoenvisserij op de kreeft, ieder jaar van i April tot 15 Juli, welke wordt gevolgd door de krabbenvisserij. Dit werk gebeurt met korven, waarin aas gelegd wordt, en waaruit de kreeften en krabben niet meer kunnen ontsnappen. Zelfs bestaat er onder de wal bij Flauwers op Schouwen een speciale visserij van roggen, die met een staand net worden gevangen als het water naar zee trekt. Het rapen van kreukels is algemeen bekend. Zij behoren tot de visserijproducten, evenals de wulken, die veelal met de mosselen worden meegevangen en die in België zeer gewild zijn. Van schardijn en bliek heeft ieder wel eens gehoord. Dit is echter een zeer wisselvallige visserij, met de ankerkuil uitgevoerd, welke niet ieder jaar succes oplevert. In de oorlog werd nog veel gevist op kokhanen, of eigenlijk werden die meer uitgegraven in slibachtige grond, en hiermede is de vogelvlucht over de Zeeuwse visserij ten einde. Het ontwerp is nog lang niet uitgeput, en veel zou er nog te vertellen zijn over de ver schillende gebruiken in de visserij, de voort schrijdende mechanisatie, de zwakke organi satie, de achterstand in het visserijonderwijs, de havens met de grote getijverschillen, scheepsrampen in de visserij, redders, die zijn voortgekomen uit de visserij, de werven voor vissersschepen, en de bijdrage van de visserij aan de handelsscheepvaart. Wellicht wordt daartoe nog eens de gelegenheid geboden. J. L. VAN LEEUWEN „Het kweken van oogsten, onverschillig of het met koeien, kool of bomen te maken heeft, zal altijd de belangrijkste industrie van het platteland blijven." Thomas-Sharp Omdat de moderne mens haakt naar ver andering en omdat een wijs man vastgesteld heeft dat de herhaling het brood des levens is, is het goed om in Zeeland te ervaren dat ze allebei gelijk hebben. Want wat verandert er menigvuldiger dan het aspect van ons Zeeuw se land? De grauwe akkers, omgeploegd in lange voren, veranderen in een prachtige, ge- egaliseerde grijs-bruine vlakte, die langzaam overdekt wordt met een lichtgroen waas, dat overgaat naar diepgroen en gevlekt wordt met het hele rijke gamma van gele tinten, van het felle chromaat van het koolzaad, tot de ge dempte okers van rijpend graan. In de winterse boomgaarden gaan de kale takken glanzen en de knoppen zwellen; de bloesems groeien uit en een paar weken later is dan de grond wit bezaaid met afgevallen blaadjes; maar dan zijn de vruchten gezet en het fruit rijpt tussen de bladeren. Zo is de schoonheid van het Zeeuwse land een bonte afwisseling van beelden en kleuren, altijd anders; en zo is die schoonheid in het stage rhythme van de seizoenen, altijd eender. Het lijkt of dit alles vanzelf gaat en of de natuur van het Zeeuwse platteland een soort grote tuin heeft gemaakt, waar de stadsbe woner bi; mooi weer zich wat kan verpozen en die bovendien nog allerlei nuttige zaken, zoals tarwe, aardappelen en fruit, voortbrengt. De Zeeuwen zijn gewoon hun werk zonder vertoon te verrichten en ze laten de bezoekers 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 12