No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT negeren. Maar uiteindelijk zal hij dat niet kunnen, en ik denk hier niet aan schoon heidscommissies en welstandsbepalingen, die wel remmen, maar zelden begrip wekken voor de belangen die op het spel staan, want de gestelde eisen zijn inhaerent aan het bouwen zelf. Bouwen toch, of het paleizen, fabrieken of boerderijen betreft, is zuiver zakelijk ge zien, niet anders dan het oplossen van een reeks ruimtelijke, technische, organisatorische en economische vraagstukken. En zijn dit niet alle zuiver menselijke problemen? En is het dan niet doodgewoon menselijk om ook de nood aan harmonie, de behoefte aan rust, orde en evenwicht te voegen bij de reeks van op gaven die elk gebouw aan zijn bouwheer stelt? Als dat niet zakelijk meer genoemd wordt, dan is elk cultureel besef verdwenen en dan volmaakt men niet de dingen omwille van de mens, maar omwille van zichzelf; dan hebben wij de technocratie, die de vijand van elke menselijke waarde en waardigheid is, ten troon verheven; dan zijn wij geen mensen meer, maar robots, die al naar het uitkomt vervallen in anarchie of dictatuur; en dan zal zich nie mand meer bekommeren om de toekomst van ons Zeeuwse land omdat er dan geen toekomst meer is. De laatste jaren meenden wij een heel eind gevorderd te zijn op de weg naar moderne, goed geoutilleerde bedrijfsgebouwen. Voor de kleinere bedrijven werd het bekende type met de dwarsdeel vrijwel algemeen gehandhaafd en de grotere bedrijven gingen er toe over om schuren te bouwen met de rijvloer langs de lange lage kant van het gebouw; de stallen werden langs de andere zijde gemaakt en in het midden bleef een grote tasruimte, waarbij moderne spantconstructies uitgevoerd in hout of staal, het mogelijk maakten om van een schuur een soort grote tunnel te maken, waarin geen obstakels van schoren en ribben en span ten de boer belemmeren bij het opslaan en ver werken van de oogst. De stallen werden ge maakt in brandvrije materialen, kregen een goede ventilatie en de vochtige stalatmospheer werd door juiste materiaalkeuze zoveel moge lijk voorkomen. Het woonhuis werd voorzien van behoorlijke zolderkamers, die als slaapka mers dienst doen, de woonkamers, keuken, bij keuken kregen een doelmatige indeling en af werking; een badkamer of douchecel werd aan het geheel toegevoegd. Deze boerderij, die in hoofdvormen weer gekennmerkt wordt door dezelfde grote bouwlichamen, betrekkelijk lage muren en steile daken, is een grote vooruitgang gebleken en het oude Zeeuwse type, dat alhoe wel iets verbeterd, hier en daar nog wordt ge bouwd, bewijst dat traditie taai is, maar ook dat het specifiek Zeeuwse karakter verdwenen is en niet meer terugkeert. Tot nog toe heeft deze wijziging niet zoveel invloed op het as pect van het land. Hout werd vervangen door steen. Het kleurenschema werd gewijzigd als gevolg van andere materialen, maar de massa werking en de schaal van het geheel verschil den weinig van de voorgaande typen. Er zijn bij de wederopbouw van de boerderijen in dit gewest tientallen van dergelijke boerderijen ge bouwd, en dan zijn er vele bij, die goede en gave voorbeelden zijn van een bouwwijze, waar alle vraagstukken een volkomen harmo nische oplossing kregen. Dit betekent niet dat hiermede de nieuwe boerderijvorm gevonden is, want de landbouwtechniek en de ontwikke ling gaan voort en bij het bouwprogramma van deze boerderij worden reeds vraagtekens gezet, die de volle aandacht waard zijn. Eerst de eenvoudige vraag, waarom een boer en zijn gezin slapen moeten in een kamer met schuine dakkanten, waar hij een gewone linnenkast, die hij gekocht heeft omdat het oude „kammenet" niet meer gemaakt wordt, slechts met moeite kan plaatsen. Die linnenkast uit de huidige meubelfabriek is helaas geen plaats in de woonkamer waard, maar daar hoort ze ook volgens onze opvattingen over het gebruik en de inrichting van een woonhuis niet thuis. Dat betekent, dat het boerenhuis ook recht wordt opgetrokken over twee volle verdiepingen en afgedekt zal worden met een 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 15