ZEEUWS T IJ D S C H R I E T
No. 3
flauw hellend dak. Dit betekent dan meteen,
dat het oude vertrouwde silhouet van het boe
renhuis radicaal verandert en dat het nodig is
om met de meest zuivere vormgeving en goed
afgewogen verhoudingen een huis te bouwen,
dat als van zelfsprekend in het landschap is
ingevoegd.
De vraagtekens die gezet zijn bij het bouw
programma van de bedrijfsgebouwen zijn min
stens even ingrijpend, al zijn de landbouwdes
kundigen het nog lang niet eens over het ant
woord op die vragen. In het algemeen zullen
de inrichting en de omvang van de stalruim-
ten weinig aanleiding tot discussie geven. Voor
de kleine akkerbouwbedrijven, zo ongeveer tot
zo ha, is motorische tractie nog altijd niet ver
antwoord, en voor de grotere bedrijven, die
met tractoren werken is het aanhouden van
een betrekkelijk gering aantal paarden zeer ge
wenst, zodat op elk bedrijf een kleine paar
denstal nodig is. De aanwezigheid van dc koe
stal is eveneens vanzelfsprekend, want op geen
enkele boerderij komt de melkboer langs de
deur. De grootte van de koestal zal afhangen
van de aard van het bedrijf en voor elk ge
mengd bedrijf individueel sterk verschillend
kunnen zijn.
Het machinepark van elke boerderij is reeds
zeer uitgebreid en groeit nog steeds. Een goede
loods voor opslag van brandstof en een garage
voor de machines, waarbij gerekend moet wor
den op een ruimte voor onderhoud en kleine
reparaties, zijn noodzakelijk. En tenslotte de
tasruimte en de dorsvloer? Zijn ze nog nodig?
Is het economisch verantwoord om nog zulke
opslagplaatsen te bouwen? Zijn er andere be
waarmethoden die beter gericht zijn op be
houd van kwaliteit en arbeidsbesparing? Er
zijn veel vragen en evenveel antwoorden, al
begint er een algemene tendenz in die ant
woorden te komen. De boeren die hun bedrijf
geheel of gedeeltelijk in fruitkwekerijen heb
ben omgezet, verbouwen hun schuren tot
fruitbewaarplaatsen, de grotere bedrijven zelfs
tot koelhuizen en ook de centrale bewaring in
koelhuizen neemt toe. Dit voegt een nieuw
onderdeel toe aan de bestaande reeks van be
drijfsgebouwen. De aardappelkwekers bouwen
speciaal geventileerde opslagplaatsen, en de
uientelers bewaren hun product al of niet cen
traal, in mechanisch op temperatuur gehou
den gebouwen. Daarmee komen weer nieuwe
gebouwen die de aandacht vragen van boer en
architect. De tasruimte en de dorsvloer lijken
te verdwijnen, althans belangrijk kleiner te
worden. De gewoonte van de boeren om hun
graanproducten dikwijls op het land af te dor
sen en vooral het gebruik van de moderne
maaidorser, maakt het optassen van halm en
vrucht overbodig. De kwaliteit van het stro
dat overblijft remt deze ontwikkeling, maar
ongetwijfeld zullen de werktuigbouwers ook
daarvoor een oplossing vinden.
Dan zal een openkapschuur overblijven
voor de opslag van het stro en het graan in
centrale drooginrichtingen en silo's worden ge
droogd en bewaard.
Eloe zal die nieuwe boerderij er uit zien en
hoe zullen de grote centrale voorzieningsge
bouwen worden opgenomen in het patroon
van landschap en dorpsbeeld? Het spreekt
vanzelf dat wij hier zullen moeten afwachten
wat de oogst zal zijn. Op het ogenblik wordt
het land alleen nog maar zaaiklaar gemaakt
en hier en daar verschijnt een proefveldje.
Laat ons intussen, zoals elke goede boer het
onkruid bestrijden, en ernstig waken voor
denkfouten en valse romantiek. Wij beschik
ken zeker over het nodige inzicht en de tech
nische hulpmiddelen en wij beschikken daar
door niet over het excuus van de bouwers van
de St. Lieven Monstertoren te Zierikzee, die
het gebouw „door groot tempeesten" niet ho
ger dan een derde deel van het voorgenomen
plan konden uitvoeren. Maar als wij, bezield
door hun geest, ons inspannen om met de mo
derne Zeeuwse boerderij evenveel schoonheid
tc geven aan ons landschap, als zij gaven aan
hun stad, is die inspanning niet tevergeefs.
Onze mooie Zeeuwse polder is het ten volle
waard.
Ir P. J. 't HOOFT
66