I§ Zeeuws Tijdschrift De Zeeusche lS{achtegael NUMMER 3 i e JAARGANG FEBRUARI 1931 De verzamelbundel die in 1623 onder deze titel het licht zag is zeker niet het belangrijk ste letterkundige werk, dat Zeeland heeft voortgebracht, maar hierin ongetwijfeld het opmerkelijkste, dat het de enige uiting is van een Zeeuwse literaire beweging, die een demonstratief karakter draagt. Dat demonstratieve komt al in de titel tot uiting. Zeeuwse nachtegalen is de schertsende benaming voor kikkers, maar in de mond van de Hollanders krijgt deze scherts een onaan gename bijtoon, wanneer men ermee wil aan geven dat Zeeland ook in de literatuur geen andere nachtegalen zou kennen dan „dat vuyle water-ghedrochte ofte modder-vroe- ters", terwijl toch de ervarentheyt (erva ring), nu vele jaeren aireede heeft gheleert, datter jae ghewisselijck in Zeelandt nachte- gaelen te vinden zijn, die geen hees ghewrock uyt stinckende poelen schreeuwen, maer, een uytnemende aenghenaem gesang in, en boven verheven-soet-rieckende boomen zijn schette rende, met groote onderscheyden bevallichey- den van stem". Aldus formuleerde de uitgever van de bun del, Jan Pietersz. van de Venne, het in zijn inleiding „tot den kunst-lievende leser". Het plan tot de uitgave was waarschijnlijk van hem afkomstig, tenzij het van Jacob Cats is uitgegaan, die zijn eerste gedichten aan deze uitgever had toevertrouwd. In elk geval heeft Cats zich voor het denkbeeld geïnteresseerd. In 1621 vroeg hij zowel zijn neef Adriaen Hoffer, burgemeester van Zieriksee, als de jonge Huygens om een bijdrage, waarop de laatste achtereenvolgens het Voor-hout en het Costelick mal stuurde, die echter voor de Nachtegael klaarblijkelijk te groot waren en daarom afzonderlijk verschenen. Tijdens de voorbereiding van het boek kwam, in de zo mer van 1622, Anna Roemers Visscher naar Middelburg, waar ze door alles wat schreef en dichtte met groot enthousiasme werd ont vangen. Zozeer waren de Zeeuwen met het bezoek van deze gevierde dichteres inge nomen, dat ze aan haar werk in de overigens uitsluitend Zeeuwse bundel een ereplaats in ruimden. De uitgever Van de Venne was geen Zeeuw van geboorte, maar waarschijnlijk was hij al in het begin van de eeuw in Middelburg ge komen, samen met zijn vader een sinaas appelenkoopman en zijn jongere broer Adriaen. Deze woonde in het hoekhuis van de Bogaardstraat en de voormalige Korte Burcht, naast de Heren- of Boterbeurs, die toen de tuin was van de aangrenzende uitgeverij, boek- en schilderijwinkel van zijn broer Jan. Adriaen, een schilder van zeldzame begaafd heid, heeft nauw samengewerkt met zijn broer; hij illustreerde de boeken, die deze uit gaf, o.a. die van Cats, en heeft ook aan de Zeeusche Nachtegael een werkzaam aandeel gehad. De tekeningen, die het boek opluister den, zijn van zijn hand, maar bovendien had hij zoveel gedichten in portefeuille, „over lan ge in de verdrietighe winter-avonden ghe- maeckt", dat deze als een afzonderlijke bun del aan de Nachtegael werden toegevoegd onder de titel Tafereel van Sinne-mal. Beide boeken kwamen, in één band, in de zomer van 1623 uit. Jan Pietersz. van de Venne kon trots zijn op deze nieuwe aanwinst van zijn fonds. In typografisch opzicht deed 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 3